Recensie: Maarten van der Graaff – Vluchtautogedichten
Poëzie voor op vakantie
Laat ik het maar meteen zeggen: met de debuutbundel Vluchtautogedichten van Maarten van der Graaff kun je een paar aangename uurtjes doorbrengen. ‘Ik ben een fascinerende kerel,’ zegt de dichter zelf, ‘(…) ik ben heerlijk tegendraads, radicaal, belezen, zelfverzekerd, bescheiden als het moet, ik maak je aan het lachen, ik blijf een mysterie.’
Allemaal waar, behalve het laatste. De poëzie van Van der Graaff is misschien brutaal, luchtig, zit propvol verwijzingen (zo komt hij met een readymade van een interview met een schrijversvrouw), is ‘baldadig en intelligent’, maar nu juist niet mysterieus. Daarvoor blijft er niet genoeg te raden over, is de taal te weinig suggestief en zijn de associaties te gratuit. Dat wil overigens niet zeggen dat de gedichten begrijpelijk zijn. Integendeel. Vaak kan ik er geen touw aan vastknopen. Wat moet ik bijvoorbeeld met regels als: ‘De poëzie van het absurde/ gutst door epileptische schermen.’ En wat te zeggen van het volgende:
om zich te ontdooien naar
het lot van de dobbelsteen
zal worden gecodeerd
staat u mij toe een laatste keer
te denken aan het nageslacht opdat dit niet significant verpietert
met startersnonchalance
Misschien moet je helemaal geen betekenis willen toekennen aan dit soort regels. ‘Daar kwekt het vogeltje interpretatie’, zegt de dichter zelf. Hij doet trouwens meer uitspraken die je als poëticaal zou kunnen opvatten:
omdat aangelegenheden en voorvallen ieder afzonderlijk zonder enige
regelmaat en samenhang optreden en door elkaar lopen
en omdat ze in het schrilste contrast staan en niets
gemeenschappelijks hebben brak ik mijn tandenborstel precies in zes
gelijke stukken en begroef de stukken los van elkaar
op het terrein van een boer
zonder kinderen
Van der Graaf lijkt de draak te steken met de hermetische poëzie. Ik denk niet dat hij een dichter is die uren-, dagen-, maandenlang aan een vers zit te schaven. Het komt bij hem zoals het komt, hij associeert er lustig op los en laat de krankzinnigste formuleringen toe zonder zich druk te maken over wat ze betekenen. Als je daar als lezer in mee wilt gaan, kun je veel plezier beleven aan deze gedichten, bij voorbeeld aan de volgende regels:
Er zal niets meer zijn
Ik hield van je onnodige en
achteloze spierspanningen
genetisch gemodificeerd katoen
genetisch gemodificeerde rijst.
Vluchtautogedichten moet het hebben van dit soort onverwachte overgangen. De bundel is grappig, overmoedig en af en toe schaamteloos lyrisch. Het ‘Gedicht voor Laurie Steinbusch’ is een mooi liefdesgedicht, en sommige delen uit het lange ‘Olatile’ doen mij denken aan het bekende ‘Lente-suite voor Lilith’ van Lucebert. In ‘Vrije Encyclopedie’ lees ik: ‘Maxime Verhagen heeft geen ziel’, en ook van de volgende regels knap ik erg op: ‘Zou Lucas Hüsgen mij leuk vinden?/ Dat zou heerlijk zijn. Zou Lucas Hüsgen wel eens aan mij denken wanneer hij niet in slaap komt?’
Wat het gebrek aan mysterie betreft: dat komt wel goed. Ook deze dichter zal ooit gaan wikken en wegen, herschrijven, schrappen. Maar moeten we daar blij mee zijn? Voorlopig mogen we het doen met deze baldadige taalexplosie. Vluchtautogedichten is echt een bundel om mee op vakantie te nemen. Tot slot citeer ik een van de betere gedichten uit de bundel. Vooral in de laatste twee regels verraadt de dichter zijn licht subversieve bedoelingen:
Boven de kringloop van regen en baby’s vliegt de roerdomp.
De roerdomp heeft niets met dat alles te maken.
Met de kringloop van granaten, bananen, offers, slijtage
heeft de roerdomp niets te maken. Daar moet duidelijkheid over bestaan.
Hij gelooft zelfs niet in kringlopen, de roerdomp.
‘Ieder rad is bedoeld om iemand voor ogen te draaien,’
zingt hij (wat schor van de kou op die hoogte).
Henry Sepers
Maarten van der Graaff – Vluchtautogedichten. Atlas Contact, Amsterdam, 80 blz. €21,95.
(foto Maarten van der Graaff tijdens Dichters in de Prinsentuin 2012: © Coen Peppelenbos)