Roos en graven: Adriaan Roland Holst (1888-1976)
Roland Holst las ons die middag zijn […] gedicht Een winterdageraad voor. Tijdens het borrelgewoel na de stilte zocht hij vergeefs naar een asbak, stiet plotseling het zijraam open en tipte de kegel van zijn sigaret naar buiten met de woorden: ‘Laat dan het heelal mijn asbak zijn.’
(Bert Voeten, overgenomen in Zachtjes knetteren de letteren van Jeroen Brouwers)
Dat klinkt sympathiek, vooruit, en ook wat pathetisch. Maar voor een verstokt roker als ik een uiterst bruikbare uitspraak in tijden waarin de antirookmaffia bijkans alle asbakken doet verdwijnen.
Na een sigaretje bij het kleurrijke graf van keizer Lucebert steken de fotograaf en ik er dan ook prompt nog een op bij de grauwe steen van de prins der dichters, Adriaan Roland Holst. Slechts een paar stappen verwijderd van Lucebert op de Algemene Begraafplaats van Bergen.
Naast veel roken hield Jany, zoals hij door vrienden en familie liefkozend werd genoemd, ook van veel schrijven: de prins heeft werkelijk een gigantisch dichtoeuvre nagelaten. En is daar gedurende zijn leven ook behoorlijk voor geprezen. Ietwat treurig is het dan natuurlijk wel dat ik bovenstaande anekdote altijd heb onthouden in plaats van een van zijn gedichten paraat in m’n kop te hebben.
Maar ach, de man zou het me vermoedelijk vergeven hebben: getuige een andere anekdote gaf de grote vrouwenliefhebber Roland Holst eens enkele van zijn bundels aan een jonge vriendin die daarop antwoordde ‘Voor mij hoeft dat niet. Ik lees toch nooit een boek.’ Holst vond dat een uiterst sympathieke reactie en vroeg het meisje gelijk mee naar bed voor zijn ‘tukje’. Tukje, want zo placht hij zijn middagslaapje, waar hij zijn hele leven streng aan hechtte, te noemen.
Het voormalig woonhuis van de prins functioneert tegenwoordig als schrijvershuis waar dichters en prozaïsten zich gedurende een korte periode in alle rust aan hun werk kunnen wijden. Mooi, het grote scheppen gaat dus door, maar welke vrouw vlijt zich anno nu nog tegen de oude womanizer aan?
Ik dus. We zijn te Bergen om de prins te eren die hier al 37 jaar zijn eeuwig tukje doet. De fotograaf staat klaar en ik schurk mij tegen Jany’s steen, voor even, en laat het heelal mijn asbak zijn.
Roos Custers (foto: © Dolf Verlinden)