Column: Guus Bauer – Bouwstenen (slot)
Bouwstenen slot
Het wordt tijd om de serie Bouwstenen af te ronden. Anekdotiek is aardig, maar voor je het weet kan de lezer niet meer over de muur van je herinneringen heen kijken. Bovendien wil uw inktslaaf zich weer wijden aan het wel en wee in het Nederlandse en Vlaamse Literaire Luilekkerland.
Omdat uw popster in spe geen drank had meegenomen naar de Dutch party kon hij na afloop wél de taxi ontwijken die plotseling de stoep opreed. De drummer van het bandje van de skapunkzangeres niet, een gekwetste elleboog tot gevolg hebbende. ‘Zou jij … optreden, morgen?’ vroeg de gitarist. ‘Natuurlijk,’ zei uw inktslaaf. ‘Ik heb toch al een paar repetities bijgewoond. Ik kan de nummers wel dromen.’
De zelfverzekerde jongeling luisterde desalniettemin de hele nacht op zijn walkman naar de veertien nummers die de volgende avond in een oude fabriek in Manchester gespeeld moesten worden. Slechts in het voorprogramma van een bekende two-tone band, maar toch.
Gezonde zenuwen noemen sommige doorgewinterde collega’s het. De Factory vol kritische no future kids. Een flink uptempo gewenst. Volkomen leeg gekotst zette uw slagwerkertje er de beuk in. Na de eerste paar maten verdween de knoop in zijn buik. De twee slokken whisky pompten door zijn aderen. Voor de bassdrum en het hihatpedaal waren gelukkig blokken in het podium geramd. Anders was uw houthakkertje met drumstel en al aan de (supersnelle) wandel gegaan.
‘Ik kon het amper bijbenen,’ zei de gitarist na afloop. ‘Het was electric. We waren on fire.’ Tijdens een wat rustiger nummer meende uw nieuwbakken beroepsmuzikant inderdaad de stoom uit de vingervlugge jongen en zijn instrument te zien komen. De zaal had een eigen lichttechnicus en iemand die voor de effectapparatuur zorgde, zoals de rookmachine.
Uw drummertje was gewoontegetrouw voorgesteld met de naam van het oorspronkelijke bandlid. Het bandje won aan populariteit in de undergroundscène. In tweehonderd dagen werden vrijwel evenveel gigs afgewerkt. Het was dus handig als het Hollandse vriendje van de zangeres af en toe anoniem in kon vallen.
Dat zorgt er nu nog weleens voor dat hoofdstedelijke journalisten zijn muzikale carrière in twijfel trekken. ‘Ik heb je naam in geen enkel artikel over de muziek van die tijd kunnen vinden.’ Ja, ja, het zware lot van de artiestennaamgebruiker. Zo gelooft men doorgaans ook niet zijn vriendschap met een alom bekende muziekvernieuwer.
Toen uw inktslaaf in het westen van Londen woonde, onder een brug, in een hoekje van een gewezen opslagplaats – niet alleen zijn motorjas, maar ook zijn hemd, broek en sokken stonden in de ochtend stijf van het vocht – serveerde zij in het restaurantje op de hoek deeltijds goedkope daghappen. Haar eerste elpee is opgenomen op de bovenverdieping van een naastgelegen timmerbedrijf op een recorder met een paar sporen. Vaak werden de takes onderbroken door het snerpen van de zagen. Industriële geluiden die later te pas en te onpas werden gebruikt bij synthesizerbands.
Wel vaker werd uw NN aangezocht voor een muzikale invalbeurt. In een studio werd hem gevraagd of hij er bezwaar tegen had om met zijn drumstel in een liftschacht plaats te nemen. ‘Voor de mooie authentieke galm.’ Het pre-digitale tijdperk. Met plezier liet hij zich inclusief instrument naar beneden takelen. Hij was immers het kolenhok gewend.
Een ‘tournee’ op het continent komt boven. Een aftands Volkswagenbusje. Achteraf bleek er hasj verstopt te zijn geweest in het bassdrumpedaal. ‘Ondanks je grote kuif, je motorjas en je T-shirt met zebraprint zie je er uit als een Wally,’ zei de skapunkzangeres ter verontschuldiging. Het vrijwel accentloze Duits van uw brave burgerjongen heeft er zeker aan bijgedragen dat de zwaar doorrookte bus vrijwel zonder controle de grenspost tussen Nederland en Duitsland kon passeren.
Eigenlijk wil u inktslaaf ook nog vertellen over de vechtpartijen in Engeland tijdens de two-tone concerten, over zwarte bandleden die in Parijs in een hotel werden geweigerd, over het feit dat in Japan in die dagen men als publiek niet uit de stoel mocht komen tijdens optredens en hoe de politie met getrokken sabel de zaal inkwam toen dat – de band swingde behoorlijk – alsnog gebeurde, maar hij realiseert zich dat hij dat alles al op diverse plaatsen heeft opgetekend. Bijvoorbeeld in The ska is the limit.
Tot slot een (gedenk)plaatje van de alras verdwijnende werkplek van uw inktslaaf. Alhier tikte hij zelf minstens twintig boeken, waarvan slechts een paar er in zijn ogen toe doen, begeleidde als redacteur of uitgever een vijftigtal titels en tikte voor binnen- en buitenlandse publicaties in tien jaar tijd een slordige duizend artikelen. Om met de trompettist van de Fine Young Cannibals te spreken: ‘End of chat’.
Guus Bauer