Column: Guus Bauer – Bouwstenen (4)
Bouwstenen IV
Na een moeizaam behaald eindexamen – er zijn immers zoveel andere zaken die de aandacht van de jongeling verdienen – lonkte de wijde wereld voor uw inktslaaf in spe. Geen studie-, slaap- of eetzalen meer. Londen was het eerste doel. Geld om de overtocht te maken had hij niet, dus besloot hij een tijdje te gaan werken. In eerste instantie bij een groothandel in chemicaliën, alwaar hij zoveel spul onbeschermd heeft overgepakt dat hij voor de rest van zijn leven genoeg ascorbinezuur, amfetamine (voor afslankpillen) en psycho-farmaceutica naar binnen heeft gekregen.
Ondertussen schreef hij voor een tijdschrift zijn eerste, uitermate hoogdravende recensies. Een van de redacteuren zag mogelijkheden om zelf in de handel te gaan. Kraai Bauer had de adressen van afnemers gekopieerd en wist inmiddels het een en ander van krediet- en vrachtbrieven en kwaliteitseisen. De redacteur was tevens sinoloog. In de Volksrepubliek China was alles goedkoper, chemicaliën al helemaal. Hij ging met de transsiberische express naar Peking. Uw nieuwbakken recensent bleef achter bij de gehuurde telex. Midden in de nacht ontving hij aanbiedingen die hij direct doorspeelde aan potentiële afnemers. Er kwamen voorzichtige bestellingen. Hoopvolle proefballonnen.
Die spatten direct uiteen door de zogenaamde Duikbootaffaire. De Nederlandse regering had juist in die tijd een vergunning verstrekt voor de levering van twee onderzeeërs aan Taiwan. Peking was niet erg geamuseerd. De sinoloog werd wanneer hij zijn paspoort moest laten zien nog net niet gelyncht. Diplomatieke en zakelijke betrekkingen raakten sterk onderkoeld.
Uw piepjonge inktslaaf kwam bij een vakbladuitgeverij met eigen drukkerij terecht. Hij deed zijn eerste literaire interview (dat fiasco is de nog in leven zijnde Vijftiger hopelijk vergeten) en ging voor een periodiek aangaande wassalons op reportage naar een beurs in Birmingham, gekleed in een blauwe broek, rode colbert en met een groen koffertje in de hand. In de trein van Londen naar Birmingham ontmoette hij een jonge, vrijgevochten zangeres en daarmee de skapunk.
Van zijn eerste salaris had hij een felbegeerde walkman gekocht. Een ex-schoolgenoot was net als hij bezeten van de nieuwe muziek en kopieerde alles op cassettebandjes. De hele dag had uw inktslaaf een koptelefoontje op zijn hoofd. Op de fiets, in de metro naar zijn buitenwijkkamer – een zogenaamde HAT-eenheid, jaren tachtig bouw, dus steviger – in de bus met een tas met standaards en een cimbalenkoffer op weg naar de vochtige oefenruimte in een oud pakhuis – nu een onbetaalbaar luxe appartement – of lopend over de Nieuwmarkt in de richting van het Zwitserse fonduetentje waar alle creatievelingen kwamen.
Geen cent te makken, maar de vrijheid van de dichter, van de drummer, van de artiest. Al zijn geld ging op aan de aanschaf van een echte racefiets, onderdelen voor het derdehands drumstel en een paar nogal kwasterige boekjes die hij in eigen beheer het licht had laten zien. Oefeningen in uitgeven die gelukkig grotendeels in de coulissen zijn gebleven. Af en toe wil iemand de snoeverige gedichten nog weleens onder zijn neus wrijven.
Toen kwam, toch nog onverwacht, de bescheiden erfenis van tante DAF 33 los. Even tevoren was uw inktslaaf terechtgekomen in het zebrahuis, een kraakpand in de straat die ooit door Frederik van Eeden tot de mooiste van Amsterdam was bestempeld. Bovenbuurman Hugo K. spoot het nieuwe drumstel dat de inktslaaf van een gedeelte van de poet had gekocht in een bij het huis passende print. Een paar maanden nadien ging het mee het Kanaal over.
Guus Bauer