Interview: Christophe Van Gerrewey over Trein met vertraging en de twijfelachtigheid van interviews
In een ideale wereld zou ik geen interviews geven […] Het is zelfs aangenaam dat een schrijver volledig achter zijn teksten verdwijnt – voor hemzelf, maar zeker ook voor de lezer
In Christophe Van Gerreweys nieuwe roman Trein met vertraging leggen diverse personages het traject tussen Oostende en Antwerpen af. Het mag nauwelijks een spoiler heten: de trein valt stil. Waarom wordt niet duidelijk en het doet er ook niet toe. Het relaas focust op de personages die onverwacht kostbare tijd door hun vingers zien glippen. Iedereen heeft zo zijn eigen sores, is in gedachten verwikkeld, wil een gesprek aanknopen – of juist niet – en dat levert de nodige frustraties op.
De opzet van Trein met vertraging is een interessante. De hoofdstukken zijn opgedeeld in tijdvakken, te beginnen met het moment waarop de trein vertrekt, die steeds door de ogen van een van de personages beschreven worden. Christophe Van Gerrewey, woonachtig in Gent, waarlangs het besproken traject voert, praat Tzum bij over zijn nieuwe creatie, frustraties in de trein, de relevantie van nominaties en de twijfelachtigheid van een interview.
Trein met vertraging voert grofweg vijftien karakters op. Stonden die van tevoren vast of kwam je daar al schrijvende op uit?
Het enige wat vast lag was het treintraject: de afstanden die het verhaal moest overbruggen. In functie van de tijdsvakken komen er in een vrij late fase nog een aantal personages bij. Dat lijkt me een logische ontwikkeling, want tijdens een daadwerkelijke treinreis zijn er altijd mensen die later opstappen. De personages Roos en Dirk kun je de hoofdpersonages noemen: zij komen het vaakst aan bod. Het begon echter met Kris, de warenhuisbezoeker die punten spaart als hij inkopen doet. Over hem schreef ik een kort verhaal van acht- à negenduizend woorden. Zijn treinrit heb ik besloten in stukken te delen en uit te breiden met meer karakters.
In Nederland is men vrij gefrustreerd over de Nederlandse spoorwegen. Jij woont in Gent, waar de trein van het verhaal ook langskomt. Werd dit verhaal geboren uit eigen ervaringen?
Zelf heb ik geen rijbewijs, dus ook geen auto, en doe ik bijna al mijn verplaatsingen per trein. Het idee van om een stilstaande trein als vertrekpunt te nemen voor een roman, kreeg ik een aantal jaren geleden. Ik wist alleen dit: de trein zou stil komen te staan zonder duidelijke reden. Het verbaast me nog altijd hoe kwaad sommige mensen worden bij een vertraging. Zelf raak ik ook gefrustreerd, zeker als ik ergens dringend heen moet zijn. En zelfs als dat niet het geval is, blijft het een vervelende situatie. Los van de frustratie die het opwekt kun je je afvragen, zoals in de roman gebeurt: hoe komt het dat we gefrustreerd zijn bij een vertraging? Verliep het vroeger beter? Was er toen minder vertraging of zijn de reizigers van tegenwoordig veeleisender?
Auteursfoto: Koen Broos
Er wordt naar een schuldige gezocht: wie is debet aan de vertraging? Was het interessant om in de rol van conducteur te kruipen?
De opleiding tot treinbegeleider heb ik bestudeerd met brochures en cursussen. Ik wilde nagaan wat hun taak is, en hoe ze worden opgeleid. Ik merk dat de situatie van een treinbegeleider herkenbaar is. Die heb ik in het verhaal proberen te schetsen. Het overkomt ons allemaal: we worden ergens van beschuldigd, we zijn er min of meer voor verantwoordelijk, maar toch is het niet geheel onze schuld is.
Een anonieme reiziger zegt tegen de conducteur: ‘De mensen van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen zijn na de Waalse politici de grootste schurken en poenpakkers van het land.’ Ben je ook die mening toegedaan?
(lacht) Nee, maar die uitspraak is typerend, en het maakt de NMBS tot een tijdelijke bliksemafleider voor frustraties en problemen. Sommige mensen in België beweren dat het treinverkeer hier het slechtste ter wereld is, en wenden dat aan om het land zelf als probleem te zien. Nochtans, zoals jij aangaf, is de problematiek in Nederland niet minder ernstig. Net als elders, zoals in Spanje, waar net een treinramp in Santiago heeft plaatsgevonden. [Het gesprek vond plaats op 29 juli 2013]. Het is opmerkelijk hoe iedereen op zijn eigen manier een verklaring zoekt en daarbij met de vinger naar bepaalde delen van de maatschappij wijst.
Het enige wat ik eigenlijk aanklaag is het gebrek aan empathie
Is dit verhaal een aanklacht?
Als het een aanklacht is, dan wel tegen gemakkelijke conclusies. Het verhaal schetst de complexiteit van een probleem. In mijn ogen is het een zo getrouw mogelijke beschrijving van een treinrit en alles wat mensen daarbij denken, voelen of zeggen. In zekere zin is het niet meer dan dat. Ik heb het niet in me om voor de problemen een antwoord te vinden of met de vinger te wijzen. Het enige wat ik eigenlijk aanklaag is het gebrek aan empathie, zoals wanneer mensen heel boos worden op de treinbegeleider. Alsof die de grote schuldige is! Het ligt nooit zo eenvoudig. Alles is altijd veel ingewikkelder dan op het eerste gezicht lijkt, en als je iets denkt, moet je ook het tegendeel in overweging nemen.
Soms stapt er iemand in of uit; er zijn meerdere coupés, maar eigenlijk is er maar één locatie waar alles zich afspeelt. Was dat lastig, een uitdaging?
Dat is een spelregel die ik heb gedacht. Het is als ganzenbord of mens-erger-je-niet: de pionnen staan klaar om het traject af te leggen. Het decor en het aantal zetten per dobbelsteen staan vast, maar het blijft spannend wie er wint en wat er onderweg voorvalt. Juist door de overzichtelijkheid van een regel creëer je een ruimte waarin de noodzaak tot beslissingen wegvalt, en je aandacht kan verleggen naar andere zaken, zoals de gedachten van de personages en de interacties die tussen hen ontstaan. Andere spelregels waren: het verhaal begint als de trein vertrekt en eindigt als de trein aankomt; de personages zijn reizigers of treinbegeleiders; de hoofdstukken zijn tijdsvakken toegespitst op een personage. Al die regels zijn arbitraire beslissingen die ervoor zorgen dat ik me als schrijver over belangrijke dingen geen zorgen meer hoeft te maken.
Je studeerde een jaar literatuurwetenschappen. Welke invloed had dat op je schrijven?
Die opleiding was een kortstondige verheviging van iets wat ik voortdurend deed en doe: romans lezen. Ik werd me bewust van hoe teksten in elkaar steken, bijvoorbeeld van hoe een lezer zich kan verhouden tot de literatuurgeschiedenis. Misschien heb ik door de opleiding, en dus ook door veel romans te lezen, meer dan andere mensen het gevoel dat het lastig is om bepaalde technieken in de literatuur nog toe te passen, omdat ze achterhaald zijn of al uitgebreid toegepast werden. Je kan niet langer terugvallen op klassieke of typische verhaalpatronen: die zijn bekend, en ze passen bovendien nauwelijks bij de complexiteit van de samenleving en van het leven zelf. Ik denk dus niet dat zo’n opleiding het schrijven makkelijker maakt, net zoals het niet makkelijker schrijven wordt als je veel romans leest.
Je debuutroman Op de hoogte is genomineerd voor de Academica Literatuurprijs. Wat betekent dat voor je boek?
Er wordt wel eens gezegd dat de meeste boeken na vier of vijf maanden dood zijn. Misschien liggen ze daarna nog in de rekken, maar niet in de etalage of op tafel, en evenmin zijn er media die er dan nog aandacht aan besteden. Een van de voordelen van zo’n nominatie is dat Op de hoogte, nu bijna anderhalf jaar geleden verschenen, een langere levensduur krijgt. Ik denk ook dat bepaalde mensen die het boek niet zouden lezen het nu alsnog onder ogen krijgen.
Er is een literair dogma, een wet, dat zegt dat de auteur dood is zodra de roman af is
Je zei in een interview een tijdje geleden: ik vind het vaak gênante onzin wat schrijvers in interviews over hun eigen boek zeggen. Ga je na het lezen van een boek nooit op zoek naar meer informatie?
Liever ga ik op zoek naar wat andere mensen over het boek schrijven. Het is wellicht dankzij die literatuurwetenschappelijke opleiding een reflex geworden om andere stemmen en interpretaties te willen horen. Het klopt dat ik nauwelijks interviews lees. Er is een literair dogma, een wet, dat zegt dat de auteur bij wijze van spreke dood is zodra de roman af is. Het is aan de lezers om een mening te vormen. Soms, als de maker van een boek toch zijn mening geeft, beperkt dat de vrijheid van de lezer, hoewel je het als lezer volstrekt oneens kan zijn met wat de auteur zegt. Lezen kan een ongelooflijk avontuur zijn, en lezen is ook veel intenser en interessanter dan schrijven. Precies daarom is een recensie van een boek – een verslag van een dergelijk avontuur – veel belangrijker dan een interview met de schrijver.
Alles wat je hebt te melden staat in Trein met vertraging?
Niet alles, maar wel bijna alles wat het boek zelf betreft. Ik heb – misschien onterecht – niet de indruk dat ik nu gênante onzin vertel, maar ik merk wel – dit is het tweede interview voor dit boek – dat ik er niet veel interessants over te zeggen heb. Ik zou vergelijkingen met andere boeken kunnen maken, of bepaalde passages betekenissen gaan toekennen, maar ik heb niet het idee dat zoiets de taak is van een schrijver.
Verplicht je uitgever je om interviews te geven?
In de maanden voordat mijn debuut verscheen, zei iemand dat het te ver zou gaan om als debuterend schrijver nee te zeggen tegen interviews. Als ik dat zou doen, knip ik inderdaad een groot stuk van het leven van een boek af. Ik geef toe dat het niet altijd onaangenaam is om interviews te geven. Het contact met een journalist, die in de meeste gevallen ook een lezer is, kan leerzaam zijn, en het streelt mijn ijdelheid. Maar toch klopt het: in een ideale wereld zou ik geen interviews geven. Het is alleszins zo dat ik van de meeste romans die ik benader niet plots ook de echte stem of de meningen van de auteur wil horen. Er zijn voor zover ik weet geen interviews met bijvoorbeeld Marcel Proust of Henry James, en dat is voor mij eerder een voordeel dan een probleem. Het is zelfs aangenaam dat een schrijver volledig achter zijn teksten verdwijnt – voor hemzelf, maar zeker ook voor de lezer.
Trein met vertraging, 240 bladzijden, De Bezige Bij Antwerpen