Roos en Graven: Menno ter Braak (1902-1940)
Denk ik aan Du Perron dan denk ik aan Ter Braak. Denk ik aan Ter Braak dan aan Du Perron. De namen zitten in mijn hoofd aan elkaar vastgeklonken als Snip en Snap. Tuurlijk, het waren sinds ze elkaar in 1930 ontmoetten de beste vrienden, ze bestierden samen Forum, het waren de mannen van de ‘vorm of vent’-discussie etc. Maar dat hun beider dood de mannen zozeer aan elkaar zou verknopen, dát had destijds niemand kunnen bevroeden.
Omdat de fotograaf en ik de vorige keer het graf van Du Perron in Bergen aandeden, konden we Ter Braak uiteraard niet laten liggen. Op naar Den Haag, naar begraafplaats Oud Eik en Duinen, om het setje compleet te maken. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we Oud Eik en Duinen al eens eerder hadden bezocht, op een kille winterdag, in de stromende regen. Dat zuiltje van Couperus dat de fotograaf toen kiekte, dat ging nog wel, zo tussen die kale, druppende takken. Maar de modderige, grauwe steen van Ter Braak op een wat minder boomrijk deel van de begraafplaats stemde werkelijk te droef. En ook Menno’s tragische lot zet nu niet direct aan tot een daverende lachbui.
Ter Braak, naast zijn schrijverschap eerst werkzaam als leraar Nederlands, later als kunstjournalist, voorvoelde al vroeg de kwade bedoelingen van nazi-Duitsland. En gedurende de jaren dertig zag hij zijn terechte vrees alleen maar toenemen. Toen de Duitsers Nederland binnenvielen, overwoog hij dan ook nog even per boot te ontvluchten, maar deed dit uiteindelijk niet. Zijn besluit stond al vast. Op de avond van 14 mei 1940, tussen tien en elf, de Nederlandse capitulatie was zojuist een feit, nam Menno ter Braak in Den Haag zijn dosis vergif in.
Vriend Du Perron was medio 1939 samen met zijn tweede vrouw, na enkele jaren in Nederlands-Indië te hebben gewerkt, naar Nederland teruggekeerd. Ze vonden onderdak in Bergen, bij de voormalige hospita van Adriaan Roland Holst. En hoewel Du Perron aan angina pectoris leed was er geen enkele reden om te veronderstellen dat hij binnen afzienbare tijd zou sterven te Bergen.
Het liep anders: de Duitse inval op 10 mei bracht de schrijver dusdanig van streek dat hij met hartklachten het bed moest houden. In de avond van 14 mei raakte hij helemaal over zijn toeren, nadat ook hij het bericht over de capitulatie had vernomen. Roland Holst ging er nog op uit om een dokter te halen maar het was al te laat. Tussen tien en elf ’s avonds stierf E. du Perron aan een hartkramp.
Op de wat donkere grafsteen van Du Perron in Bergen is als sterfdatum keurig 14 mei 1940 gebeiteld, de arts die Ter Braaks dood moest constateren kwam wat dieper in de nacht en zodoende vermeldt de nu met zon overgoten zerk van Ter Braak in Den Haag 15 mei 1940 als dag van overlijden. Een detail dat niets aan het wrede toeval afdoet.
10 jaar vriendschap, 1200 brieven over en weer, en dan niet van elkaar weten dat je op exact hetzelfde moment de dood in de ogen kijkt. Dat die dood hun verbond tot in de eeuwigheid heeft bestendigd.
Als frequent bezoeker van kerkhoven (hoe ouder hoe mooier) kan ik de serie \’Roos en graven\’ erg waarderen. De stukjes zijn aardig om te lezen, maar wat mij tegenstaat is de afgebeelde foto van Roos. Het gemak en de nonchalance waarmee zij zich op of om de grafzerken drapeert vind ik ronduit onfatsoenlijk. Het getuigt van geen enkele eerbied voor de dode, bovendien is gevoel voor discretie ver te zoeken.
Mijn voorstel is: ga naast de fotograaf staan als hij een foto van het graf maakt.