Gedicht: Thomas Blondeau – ‘heeft zich ooit een wereld tegen de mijne zo uitgesproken’
In 2007 publiceerde Thomas Blondeau twee gedichten in de Dichters in de Prinsentuin-Tzum. Naar aanleiding van zijn onverwachte overlijden herplaatsten we gisteren het ene gedicht, vandaag het andere. Dolf Verlinden vond in zijn archief nog een foto van Blondeau tijdens zijn optreden bij het festival.
heeft zich ooit een wereld tegen de mijne zo uitgesproken
als die van jou van hebben we elkaar teruggevonden in
brood in gekauwde handen dat is iets wat je gedraag je
deed je hief jezelf op aalladders naar me toe bedankte
me juichte toen ik zeeziek je schoenen volzeekmet de achterkant van de woorden hebben we
alles weggeschraapt we danken elkaar met volle
mond in deze contreien maken vlekken weten
verduiveld goed waarom we de dichter afschieten
wat we gaan doen vanavond het zal weinig van
onze tijd vergen maar het blijft ons kus bij kogelgat naonderwijl kunnen we het nog eens hebben over je
over je homunculus een mond grind het schertsen
van het mes grrrr vooruit een tank vol steek
een vlaggenmast in het gat, zet een gek op het dak
en laat hem orgel spelen de pijpen knekels van de
dichter en we natuurlijk niet te vergeten het mirakel
van de stenen bril het boek en drie letters liefdeThomas Blondeau