Vandaag heb ik nagevraagd of Gideon van Ligten ooit zijn diploma had gehaald. Volgens de administratie niet, terwijl hij toch zo’n acht jaar heeft rondgelopen bij ons op de lerarenopleiding. Blijkbaar zijn wij ook niet ingericht voor uitstekende studenten. Hij heeft ook nog een tijdje onbevoegd lesgegeven, maar ze zullen hem wel weer naar een papiertje hebben gevraagd. Er wordt nooit gekeken naar hoe goed je bent, er wordt alleen gekeken naar de officiële stempels in je leven. ‘Just lucky, I guess’ speelt voor een deel op school, twee recalcitrante scholieren zijn de hoofdpersonen. De ik-figuur is meer de nuchtere, wat sarcastische beschouwer. ‘Alles zou beter lopen, wanneer we elkaars leugens zonder voorbehoud zouden geloven.’ Het verhaal verscheen in Tzum, nummer 5 uit 1999. Gideon was toen 24.

Just lucky, I guess

Achter de gymzaal gooiden we de fiets neer. Mijn fiets. Bobs fiets was even uit de roulatie, want daar was vannacht het voorwiel van gestolen. Hij had nog even geprobeerd de schuld op mij te schuiven, door te zeggen dat ik hem het laatst gebruikt had. Maar toen ik op kalme wijze had uitgelegd dat ik alleen gefietst had omdat hij straalbezopen was, en dat achteropzitten net zo goed van de fiets gebruikmaken was, hield hij erover op. ‘Straks maar even naar Indy brengen,’ had hij alleen nog maar gemompeld. En verder had hij niets meer gezegd. dat was niks voor Bob, normaal kon hij geen halve minuut z’n bek dicht houden. Of het van de kater kwam dat hij zo stil was of omdat hij zich vandaag weer voor het eerst in drie weken op school zou melden wist ik niet en het leek me verstandiger daar maar niet naar te informeren.

Maan vanmiddag was hij weer ouderwets op dreef. Hij had me opgewacht voor school en we waren, zoals gebruikelijk op woensdagmiddagen, direct naar de gymzaal gefietst. Op de fiets was ik nog even aan het woord geweest, maar nu waren we allebei weer teruggekeerd in onze eigen rollen. Bob als spreker en ik de bevoorrechte persoon die naar hem mocht luisteren.

‘Ik kwam de school binnen en zag meteen dat godgeklaagd grote bord staan met fluorescerende opschrift ‘STUDEREN IN DE TOEKOMST’. Nou, ik dacht, kijk eens aan, ze beginnen verstandig te worden hier op school en ik heb direct rechtsomkeert gemaakt (of linksom, daar wil ik van af wezen). Ik ben toen naar de coffeeshop gegaan. En ik heb getuigen die gezien hebben dat ik daar geen moment heb zitten leren (of ze dat hebben onthouden is een ander verhaal, maar ze hebben het in ieder geval gezien). Ik heb ze zelfs verteld dat het credo op mijn school luidde: ‘STUDEREN IN DE TOEKOMST’. En ik heb ze verteld dat dat ook de reden van mijn vroege coffeeshopbezoek was. Ik denk dat een aantal van die getuigen zelfs begon te twijfelen bij het horen van dat credo, of ze zelf ook weer naar school zouden gaan. Maar goed, niemand hoeft mij te vertellen dat wanneer er een bord van dat formaat op zo’n centrale plaats wordt geplaatst, dat het de bedoeling is om gelezen te worden. Niet waar? En lezen is leren. En ik heb geleerd. En ik heb er lering uit getrokken. En daarom ben ik toen vertrokken. Dus gaat u nu alstublieft niet een verhaal afsteken over de kantjes eraf lopen en aanwezigheidsplicht, want ik ben duidelijk de enige die wat hier op school gebeurt serieus neemt.’

Bob haalde even adem en ging verder met: ‘Dat zeg ik dus tegen De Leeuw en ik spreek haar daarbij ook nog aan met mevrouw, terwijl jij en ik maar al te goed weten dat mentoren het nog niet eens waard zijn te worden uitgescheten.’

Ik knikte. Knikken was meestal mijn aandeel in dit soort gesprekken met Bob. Een zwaar onderschat aandeel, volgens mij. Op de juiste momenten knikken met wat instemmend gemompel op z’n tijd is niet zo gemakkelijk als de meeste mensen denken. En het is iets wat ik volkomen en volmaakt beheers.

‘En wat zegt De Leeuw,’ zo vervolgde hij. “Ik wil hier geen eens woorden aan vuil maken. Je kan niet zomaar drie weken van school wegblijven. Daarom ben je voor drie weken geschorst en daarover zal ik je vader inlichten.” Daarop barstte ik in huilen uit en vertelde ik haar dat mijn vader in het ziekenhuis was opgenomen met borstkanker. Dat de dokter had gezegd dat het fifty-fifty was. Dat borstkanker bijna nooit voorkwam bij mannen. Dat de dokters er nauwelijks ervaring mee hadden. Dat het bij mannen sowieso moeilijker te genezen was dan bij vrouwen, omdat ze bij mannen niet zomaar even een borst konden afzetten. Dat ik de laatste weken alleen maar naast zijn bed had zitten bidden dat hij het zou overleven. En dat ik daarom niet op school was geweest. Daarna begon ze me te troosten en zei ze dat ze dat niet had geweten en dat ik me niet druk moest maken over school en dat mijn vader op dit moment belangrijker was en dat studeren later wel kwam. Als ik ooit ergens mee zat, moest ik maar bij haar komen, op school of thuis dat maakte niet uit.’

Terwijl ik knikte, glimlachte ik, waarop Bob zei: ‘Ongelooflijk hè, wat je dat wijf allemaal kan wijsmaken. Als ik zou zeggen dat ze aan mijn pik mocht zuigen, zou ze het nog geloven.’

Ik knikte en dit keer niet uit routine, of misschien ook wel, maar ook om dat ik het er helemaal mee eens was, dat ze dat zou geloven. En eigenlijk dacht ik dat Bob het ook wel geloofde. Ik geloofde in ieder geval wel dat Bob zich wou laten zuigen door haar. Mentoren haatte je, zeker vrouwelijke, maar ze hadden toch ook een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Het was zoiets als een kliekje dat al een paar maanden in de ijskast staat te rotten, waar iemand aan ruikt en zegt: ‘Jezus, moet je ruiken wat een teringstank.’ Je weet dat het ongelooflijk stinkt, toch kan je het niet laten om er ook even aan te ruiken. En dat ruiken had ik dan ook gedaan. Maar verder dan ruiken was ik helaas niet gekomen.

Een week geleden had ze me laten omroepen en ik was naar haar kamer gegaan. Ik was gaan zitten, zoals ze gezegd had. Aan de andere kant van haar bureau. Ze sprak me bestraffend toe, terwijl ik zat te bedenken hoe ik dit het beste kon aanpakken. Ik legde m’n hand op haar knie en streek over haar bovenbeen. Ze praatte ongestoord verder en af en toe trok ze haar been terug, niet uit ergernis maar meer om te spelen, me uit te dagen. Maar plotseling haalde ze uit met haar voet, ze raakte mijn dijbeen. Kennelijk was het toch niet alleen maar uitdagen wat ze deed. Nog nooit heb ik haar zo overstuur gezien, ze stond op, begon vreselijk te schelden en met haar armen te zwaaien. En het enige wat ik kon uitbrengen was: ‘Het spijt me het spijt me!’ Volgens mij heb ik dat wel een keer of tien geroepen voor ik de deur was uitgerend en rechtstreeks de wc was ingevlucht. Op de wc zou ik even bij kunnen komen van het hele gebeuren. Maan bijkomen lukte niet, in plaats daarvan ging ik me alleen maar zorgen maken over de gevolgen. Niet zozeer over wat De Leeuw zou gaan doen, maar meer over Bob en dat die er beslist niet achter zou mogen komen.

Maar natuurlijk had Bob snel gemerkt dat er iets aan de hand was tussen De Leeuw en mij. Ik had hem toen verteld dat we op haar bureautafel hadden liggen vrijen, maar dat we nog niet waren toegekomen aan het grote werk. Dat hadden we uitgesteld tot volgende week woensdag. Om negen uur ’s avonds bij haar thuis. Bob slikte alles voor zoete koek en het enige wat hij zei na het horen van mijn verhaal was: ‘Oh ja, joh?’

We waren op het dak van de gymzaal gaan zitten. De gymzaal lag wat afgelegen. Een school en een voetbalveldje ernaast, een paar slootjes in de buurt, een paar honderd meter verder het begin van een woonwijk en aan de andere kant elektriciteitsmasten in het weiland. Een aan elkaar bedacht landschap. Een paar loshangende elementen, waar alleen een geheel uitkwam wanneer je er weg zou gaan. Dan kon je zeggen dat daar een gymzaal was en elektriciteitsmasten. Dan deed de rest er niet toe.

Het dak was niet alleen de beste plaats om ramen van de school in te keilen, ook voor het eraf schieten van de rode ringen van de elektriciteitsmasten was dit dé positie, zo had Bob besloten. En omdat Bob het spel had bedacht, was hij ook degene die de regels bepaalde. Het was een ooi spel. Maar volgens Bob moest ik onderscheid maken tussen spel en sport. En dit was geen van beide, dit was kunst, bewegen in hogere sferen. Vandaag kreeg ik van Bob de eer van het eerste schot. Ik mocht niet afgaan nu en smeekte in gedachten drie keer alstublieft. Daarna uiterste concentratie. Ik legde aan en schoot.

De ring spatte uit elkaar en kwam in delen naar beneden.

‘Yep,’ zei ik, terwijl ik deed of ik de rook van mijn Beretta Deerhunter afblies. Ik zei nooit veel, want elk woord dat over mijn lippen kwam werd door Bob in twijfel getrokken en normaal gesproken afgekeurd. Daarom hield ik maar mijn mond en keek alleen maar even voldaan opzij. Maar mijn ‘yep’ waas Bob natuurlijk niet ontgaan.

‘Weet je wel wie je citeerde?’ vroeg hij. Ik antwoordde dat ik dat wel wist.

‘Wist je wel dat hij een van de eerste Amerikaanse bestialisten was?’

‘Hoe kom je daar nou weer bij?’ vroeg ik.

‘Heb je de boeken wel gelezen, of kom je nog altijd niet verder dan de plaatjes?’

‘Tuurlijk heb ik ze wel gelezen, anders had ik hem niet zo nauwgezet kunnen citeren.’

Geen lachje kwam op Bobs gezicht, dit was geen onderwerp om grapjes over te maken.

‘Als je ze gelezen hebt, dan weet je toch ook van “This poor lonesome cowboy prefers a horse for company” en “My horse and me keep ridin’.” Nou, dat moet je toch op het minst aan het denken zetten.’

Ik zei dat ik daarbij niet gelijk de link met bestialisme legde en ik vroeg of het niet een beetje overdreven geconcludeerd was.

‘Overdreven? Je weet nog hoe zijn paard heet? En waarom noemt hij zich Lucky, terwijl ik hem nog nooit met eenvrouw heb gezien, behalve dan in De verloofde van Lucky Luke? Wij weten toch allebei dat je jezelf onmogelijk Lucky kunt noemen als je niet af en toe wat afleiding hebt. I rest my case. Dus alsjeblieft, kijk uit wie je citeert.’

Ik pakte de fiets op en begon te fietsen. Bob liep er een stukje achter, waarna hij op de bagagedrager sprong. ‘We moeten straks eerst mijn fiets maar even wegbrengen, want van dat achterop zitten word je ook niet beter.’

We zouden de fiets naar Indy brengen, een Indische man die in z’n garage kapotte fietsen uit de buurt repareerde voor een prikkie. Volgens Bob was het een waterdicht systeem. The circle of life, noemde hij het: ’s nachts jat Indy fietsonderdelen van fietsen uit de buurt, ’s morgens merk je dat er een voorwiel of een stuur ontbreekt van je fiets en ’s middags ben je weer gelukkig omdat hij je fiets voor zo’n zacht prijsje repareert. Er zat wel wat in, volgens mij. Alles zou beter lopen, wanneer we elkaars leugens zonder voorbehoud zouden geloven. Niks in twijfel trekken, zodat de waarheid alleen maar een onderdeel wordt in het web van leugens. Daarom fietsten we naar Bobs huis om zijn fiets te halen. We brachten de fiets naar Indy en gingen terug naar Bobs huis.

We liepen door de hal die opvallend leeg was. Het enige wat er stond was een kapstok. Rechts liep er een trap naar boven, maar wij liepen links de deur door. In de kamer stond het vol met spullen, maar een bank en een tv waren de enige voorwerpen die er toe deden. De bank, de tv en natuurlijk de afstandsbediening die Bob oppakte. We bekeken altijd acht kanalen tegelijk, dan waren alle programma’s goed te volgen. Elke keer ongeveer vijftien seconden per kanaal, net lang genoeg om de essentie te grijpen, maar in ieder geval snel genoeg weg om het niet saai te laten worden. Alleen bij reclames bleven we langer hangen. Bob was dol op reclames en maakte regelmatig scripts die, volgens hem, perfect zouden passen in langere reclamecampagnes. Aangekomen bij de RTL4-reclame zei Bob dat hij er weer één had. Hij gaf mij de afstandbediening en haalde snel zijn nieuwe script op. We staken eerlijk over en terwijl ik begon te lezen ging Bob in het vertrouwde tempo door televisieland.

SCRIPT (14)

Camera-overzicht van gehele situatie.

Jongetje (10 jaar) schaatst op Friesche doorlopers moederziel alleen op een lange vaart.

Camera zoomt in op de jongen.

Donkerbruin trainingspak aan (strak om zijn lijf), rugzak om en Reinier Paping-muts op ter ondersteuning voor de nostalgische setting.

Hij moet het duidelijk moeilijk hebben om tegen de wind in te schaatsen. Laat hem maar flink zwaaien met zijn armen.

Dan gaat hij even zitten op de kant van de vaart. Hij hijgt (overdreven) uit. Hij pakt een pakje boterhammen uit zijn rugzak. Begint gretig te eten van die boterhammen.

Camera draait weg bij jongen.

Vanuit het weiland komt een harkerige boer met hark en sigaar aangelopen.

M’n geduld werd duidelijk op de proef gesteld met deze reclame, want ik had nog niets verrassends kunnen ontdekken. Voor de zekerheid maar af en toe glimlachen tijdens het lezen, dacht ik, voor het geval dat het zo saai blijft en Bob mij straks gaat vragen wat ik ervan vond.

Camera neemt beiden in beeld.

Boer spreekt: “Boterham met pindakaas zeker, hè?”

Jongetje (knikt overdreven): “Ja, ze zeggen dat je er sterk van wordt.”

Boer: “Dan wil je later zeker boer worden?”

Jongetje: “Ja, en filmster!”

(Boer loopt door. Jongetje gaat weer schaatsen.)

Camera-overzicht van gehele situatie.

Tekst loopt over beeld:

Jaren later vertolkte Evert van Benthem drie keer op een avond, op fenomenale wijze, de hoofdrol in de SNS Bank-reclame.

CALVÉ PINDAKAAS

‘Wie is er niet groot mee geworden?’

Ik legde het papier op tafel, maar kreeg niet de vraag die verwachtte. In plaats daarvan zei Bob, met een grote lach op z’n gezicht: ‘Goed hè?’ Tijd om te reageren had ik niet, want de telefoon ging en Bob stond op van de bank om op te nemen. Ik zette de tv iets zachter en hoorde hem ‘hij is aan de beterende hand’ zeggen. Ik schrok een beetje toen Bob zei ‘ja, die is hier’ en luisterde gespannen naar wat er zou volgen. ‘Ik zal het hem doorgeven. Tot ziens,’ zei Bob en legde de hoorn erop.

‘Dat was De Leeuw. Ze wou je herinneren aan jullie afspraak van vanavond. Ze klonk behoorlijk opgewonden, dus dat belooft wat.’ Ik keek naar Bob en probeerde van zijn gezicht af te lezen of hij het serieus meende, maar hij had de afstandsbediening alweer overgenomen en zijn blik op de tv gericht. Acht kanalen in twee minuten. Normaal gesproken lang genoeg. Maar ik kon het nu niet meer volgen, toch zei ik er maar niets van.

Gideon van Ligten

(Foto: Andries de Jong)