Recensie: Karl Ove Knausgård – Nacht
Wachten is het leven
Middenin deel vier van de Proustiaanse Mijn strijd-reeks van de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård (1968), eenvoudigweg Nacht getiteld, verzucht de hoofdpersoon Karl Ove in vertwijfeling:
Ik wilde stelen, drinken, hasj roken en met ander stoffen experimenteren, cocaïne, amfetamine, mescaline, volkomen afglijden en een grootscheeps rock-‘n-rollleven leiden, overal zo’n verdomde schijt aan hebben als je maar kon hebben. O, wat was dat verleidelijk! Maar dan had je al het andere in me nog, het goed willen doen op school, een goede zoon willen zijn, een fatsoenlijk mens. Kon ik daar maar een bom onder leggen!
Hoe dan ook, hij zou de wereld wel eens wat laten zien. Hij zou een wereldberoemd schrijver worden, nog grootser dan groot. Nacht is een geslaagde bildungsroman, vol met dadendrang of in elk geval met goede bedoelingen. Knausgård beschrijft zeer herkenbaar het hinken op twee benen, of in dit geval eerder het zwalken tussen uitersten, adolescenten (en misschien wel mensen in het algemeen) zo eigen.
Het personage Karl Ove is in dit deel net achttien geworden. Hij heeft het gymnasium afgerond en gaat als hulpleraar in Noord-Noorwegen aan de slag. Een stedeling in een onherbergzaam vissersdorp. Hij neemt een stapel boeken mee en zijn lievelingsplaten. We schrijven het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw. Karl Ove is een liefhebber van New Wave en kleedt zich hoofdzakelijk in het zwart. Hij is een jongeman die zijn draai in de maatschappij niet kan vinden. Hij wil schrijven én leven als Bukowski en Salinger. Reizen, zuipen en werken aan de grote (generatie-)roman.
Tot zijn eigen verbazing heeft hij het in het begin naar zijn zin. De school heeft een appartement ter beschikking gesteld, zijn eerste eigen onderkomen.
Terwijl ik de helling op liep, keek ik naar de bergen die aan het eind van het dorp oprezen. Ze waren helemaal groen, tot boven aan toe, en dat was misschien wel de grootste verrassing in het landschap hier, ik had het me kaal en kleurloos voorgesteld, niet in deze groene toon die als het ware overal in doorklonk, slechts overstemd door het enorme blauw en grijs van de zee.
Karl Ove stelt zijn schrijfmachine op en tikt zo nu en dan een verhaal. Zijn plan om hier een jaar wat geld te verzamelen en aan een grootse debuutroman te werken, lijkt een kans van slagen te hebben.
Maar weldra treedt de nacht in, letterlijk en figuurlijk. Het bij de poolcirkel gelegen gebied is maanden in duisternis gehuld. Er is geen enkel ander vertier dan de fles. Karl Ove zoekt net als vrijwel iedereen in het dorp vergetelheid in de sterkedrank. Nadien kan hij zich nog maar weinig herinneren van zijn, soms vermeende, wandaden. Hij haalt zich van alles in zijn hoofd. Nacht staat hier ook gelijk aan (zelf)kwelling. Hij lijkt zichzelf uit het oog te verliezen in de arctische omgeving, welhaast een metafoor voor zijn gemoedstoestand.
Ook in dit deel duikt de moeizame relatie met de vader weer op. Die heeft bij zijn nieuwe vriendin een kind verwekt en is daarnaast zo zoetjes aan vrijwel permanent in de olie. Wanneer hij nuchter is zijn de telefoontjes met Karl Ove kort en streng, wanneer hij dronken is zijn ze bijna onverdraaglijk sentimenteel. Gaat de zoon zijn vader achterna?
Na de dood van senior krijgt Karl Ove een logboek in handen waarin zijn vader zijn drankgebruik, de telefoontjes en de bezoeken heeft genoteerd. Iedereen beleeft gezamenlijke gebeurtenissen weer anders, blijkt maar weer eens. Je zou kunnen zeggen dat Nacht ook een logboek is van een generatie.
Karl Ove is een nerveuze jongen, die nagels bijt en snel bloost. Hij is maar een paar jaar ouder dan de meeste van zijn leerlingen en sommige van de meisjes zijn op en top vrouw. De interacties in de klas, in de lerarenkamer en in het dorp tussen het jonge leraarbroekje en collega’s, ouders, opstandige scholieren en mooie meisjes zijn schrijnend, maar ook ontwapenend door de auteur vastgelegd.
De hobbelige weg van de postpuberale ontwikkeling. Weliswaar is de hoofdpersoon achttien, maar hij is nog steeds maagd. Hij lijdt namelijk aan voortijdige zaadlozingen. Wanneer hij er al in slaagt om een meisje in bed te krijgen, komt hij al bij de eerste aanrakingen klaar. De schrijver heeft de vertwijfeling van het personage in retrospectief knap ‘heel’ gelaten. De generatie zonder toekomst. Zonder enige hoop.
Karl Ove wordt verliefd. Ze is meer meisje dan vrouw, zoals hij meer jongen dan man is. Er volgt een stukje liefdesproza met een zweempje sentimentaliteit.
Ach, dit is het lied van de jonge man die van de jonge vrouw houdt. Heeft hij het recht een woord als ‘houden van’ te gebruiken? Hij weet niets van het leven, hij weet niets van haar, hij weet niets van zichzelf. Het enige wat hij weet is dat hij nog nooit eerder iets met zo’n kracht en zo’n helderheid heeft gevoeld. Alles doet pijn, maar niets is zo fijn.
Knausgård trekt het direct weer recht door zichzelf bij uitzondering als de veertigjarige schrijver op te voeren. Alleen een man van veertig kan zoiets hebben geschreven. Heerlijke zelfspot. Dat maakt dit boek heel erg authentiek. De personages zijn jonge mensen met idealen, die liever boeken en platen kopen dan nieuwe jassen, auto’s en huizen.
In dit deel speelt de muziek de belangrijkste bijrol. Karl Ove wordt ten tijde van zijn eigen schooltijd onbezoldigd muziekrecensent voor een regionale krant. De rillingen die de jongen over de rug lopen bij deze eerste stap op weg naar zijn doel, zijn welhaast voelbaar. Voor de lezer is het allengs duidelijk dat de muziek de dolende ziel zal redden.
Beschouwde je mijn herinneringen als een stapel achter op de aanhanger van mijn leven, dan vormde de muziek de touwen die ze bijeen- en op hun plaats hielden.
De boeken in de Mijn strijd-reeks zijn levensecht, aards, maar hebben ook iets magisch. Weemoed en moedwil. Knausgård gaat nietsontziend te werk, maar wekt met ‘de eerlijkheid tot het uiterste’, met deze zoektocht van een gevoelig mens, tegelijkertijd sympathie op. Hij heeft een stem die haast dwingt om door te lezen. Je mag toch wel zeggen dat de vurige wens van de adolescent is uitgekomen.
Guus Bauer
Karl Ove Knausgård – Nacht. Vertaald door Marianne Molenaar. De Geus, Breda, 480 blz. € 25,-