Recensie: Louis Couperus – De komedianten
In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 37: De komedianten.
De vrije wereld van de toneelspelers
Het valt op dat in de stukken die dit jaar verschijnen over Louis Couperus steeds dezelfde romans worden genoemd. Eline Vere, Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan, De stille kracht, De boeken der kleine zielen, het zijn romans die door iedereen goed gevonden worden. Daarnaast zijn er nog wat mensen die buiten de Couperuscanon om lezen en De berg van licht, Noodlot, Langs lijnen van geleidelijkheid en zelfs Metamorfoze aan de favorietenlijst toevoegen, maar nooit is er iemand die nog in extase raakt van Schimmen van schoonheid. Ook wij slepen ons nu al wekenlang van de ene onverteerbare roman naar de andere bundeling stuitend vervelende feuilletons. Je zou verwachten dat er geen enkel lichtpuntje meer te ontdekken is in het oeuvre. Gelukkig volgt dan De komedianten.
Direct van de eerste bladzijden sprankelt deze roman die in de eerste eeuw na Christus speelt terwijl keizer Dominiatus aan de macht is. In plaats van het hofleven, dat Couperus in andere boeken al nader heeft beschreven, staat nu een groep rondtrekkende toneelspelers in het middelpunt. Het verhaal begint in een volkse kroeg waar meteen allerlei types die Rome bevolken kunnen worden getekend. Dames uit de hofkringen die mannelijk vertier zoeken, het liefst een gladiator, dieven, christenen die als aanhangers van een aparte sekte worden beschouwd, af en toe steekt de ezel zijn kop nog naar binnen en in deze smeltkroes van sociale bevolkingsgroepen valt de toneelgroep van Lavinius Gabinius binnen. Je kunt het vakmanschap van Couperus meten in die levendige openingscène waar hij de nog latere binnenkomst van de twee echte hoofdrolspelers, de tweelingbroertjes Cecilius en Cecilianus zo lang mogelijk uitstelt.
Cecilius en Cecilianus zijn de twee echte sterren van de groep toneelspelers. Ze zijn jong en mooi genoeg om de belangrijkste vrouwenrollen te spelen, ze zijn slim, ze vertederen mannen en vrouwen, waardoor er ook altijd een vleug erotiek meespeelt in alles wat de tweeling zegt en doet.
In tegenstelling tot andere romans verliest Couperus zich nu niet in slaapverwekkende beschrijvingen, maar kan hij door vlotte, korte dialogen en afgeronde scènes de vaart erin houden. Je krijgt via de toneelspelers een idee van het toneelleven in die tijd, het ‘literaire veld’ van die tijd (we ontmoeten onder meer Martialis, Plinius en Tacitus), maar ook van de mores aan het hof. Daarnaast beschrijft Couperus binnen de toneelgroep, en daarin doet De komedianten denken aan de grote familieromans, trefzeker de onderlinge strijd, afhankelijkheid en naijver.
De toneelgroep is niet alleen om te spelen naar Rome gekomen. Daar woont namelijk ook de moeder van de tweeling die na een al te losbandige bui bezwangerd is en haar kinderen heeft afgestaan aan Lavinius Gabinius. Zij had een te hoge positie om de twee bastaardzonen bij zich te houden, maar nu ze weer terug zijn in Rome, huurt ze haar eigen kinderen weer voor een tijdje in. En daarna gaat het mis als de tweeling gescheiden wordt.
Het zou een aparte studie vergen om te zien hoe normaal allerlei samenlevingsvormen beschreven worden in De komedianten, hoe gewoon allerlei relatievormen. Vrouwen die jonge mannen inhuren voor seks, mannen die tedere relaties met jongens hebben, leeftijdsgrenzen en geslachtsgrenzen lijken niet te bestaan. Geen opgeheven vingertjes.
De omgeving van keizer Dominiatus wordt in de tussentijd steeds negatief weergegeven. Hij is slechts een paar keer handelend aanwezig in de roman, maar voor de rest is hij aanwezig als iemand voor wiens grillige acties men vreest. Daar tegenover staat de vrije wereld van de toneelspelers.
Godzijdank gaan de tweelingbroers niet ten onder aan het noodlot dat andere personages altijd achtervolgt. Ik denk dat Couperus te veel van zijn creaties heeft gehouden om ze kapot te maken aan het einde van de roman. Ik vermoed dat de meeste lezers evenveel van ze zullen houden
Coen Peppelenbos
Louis Couperus – De komedianten. Volledige werken, deel 37. L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen 1992 (oospronkelijke uitgave Nijgh & Van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rotterdam, 1917) 352 blz.
(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)
De Komedianten is inderdaad zéér geslaagd, lichtpunt in deze periode van zijn oeuvre. Vind als ik zo oneerbiedig mag zijn het meeste historisch/antieke werk van C. een beetje onzinnig, maar dit is dus een aanrader. En, als zo onbeschaamd mag zijn, in dit zojuist verschenen boekje (http://www.boekenoverboeken.com/?p=9223 ) schrijft van Booven ook mooie dingen over Komedianten.