Recensie: Louis Couperus – Legende, mythe en fantazie
In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 38: Legende, mythe en fantazie.
Als een liefdesgod uit antieke tijden
Zonder twijfel heeft de gedwongen terugkeer van Couperus in 1915 naar Nederland een heilzame uitwerking op zijn werk gehad. Ver van huis was hij als schrijver overduidelijk in een artistiek vacuüm terecht gekomen. Terug in Den Haag hervond hij zijn vroegere elan, misschien wel omdat hij weer in direct contact stond met zijn lezers. Hoewel hij het niet makkelijk toegaf was Nederland ook de enige plek in deze oorlogsjaren waar hij enig comfort kon vinden. Uit de latere delen Van en over mijzelf en anderen en de prachtige roman De Komedianten blijkt wel dat hij weer met plezier schreef. Ook de in 1917 gepubliceerde bundel Legende, mythe en fantazie lees je (ondanks de hopeloze titel) weer met genoegen.
Het meest sprankelend van de achttien verhalen in de bundel zijn de sprookjes ‘De dochter van Blauwbaard’ en ‘De zoon van Don Juan’ waarin Couperus voortborduurt op de bekende verhalen over de ouders van beide kinderen. Hierbij hanteert hij een plezierig ironische toon.
De jonge weeze, de betooverende Fatma, had haar vader zeer lief gehad, zoo als hij haar lief had, hoewel zij zich nooit had kunnen vereenigen met de wijze, waarop hij zich bevrijdde van zijn vele ongehoorzame vrouwen. Zij vond deze wijze nièt mild, nièt edelaardig en eentonig van psychologie. Zij begreep heel wel, dat telkens hare nieuwe stiefmoeder had moeten bezwijken voor de verleiding harer nieuwsgierigheid.
Lijkt de dochter van Blauwbaard op haar vader, de zoon van Don Juan is juist het tegendeel van zijn onstuimige verwekker.
Nu wil ik heusch niets geen kwaad van de Jezuïeten vertellen en eigenlijk ook niets geen kwaads van Don Juanito, of van wie ook, maar ik kan u toch niet verhelen, dat Don Juanito in de kloosterschool der Jezuïeten beet kreeg dat keurig deftige, ingetogene, lippen-op-een-geklemde en zoetsappig glimlachende, dat, als jongeling, hem kenmerkte.
Ook de mythologische verhalen ‘De rots’ en ‘Van het altijd verliefde godinnetje’ zijn met perfecte lichtheid en timing geschreven.
Zwaarder van toon zijn vier verhalen die door de Spaanse reis van 1913 werden geïnspireerd. Hiervan zijn ‘De dood van de dappere’ en ‘Azzahra’ direct te verbinden met de roman De ongelukkige. De inhoud van de Spaanse verhalen is heftig en somber maar de uitvoering is concreet en scherp. Direct door de oorlog geïnspireerd is het allegorische verhaal ‘De dieren’ en ook in ‘Herscheppingen’ komt de actualiteit akelig dichtbij. In dit verhaal identificeert Couperus zich met een Italiaanse soldaat.
Ik was Beppo, die ik in Florence gekend had en die uit Amerika gekomen was, waar hij machinist was geweest: ik was Beppo, terug in Italië gekeerd om zijn militaire plicht te vervullen. Ik was Beppo…en ik stierf…
In Legende, mythe en fantazie is Couperus weer de briljante alleskunner, die geen beroep hoeft te doen op eindeloos uitgesponnen details om de bladzijden te vullen. Ook een meer autobiografische verhaal als ‘Over de eentonigheid’ is niet meer zo zelfgenoegzaam en probeert werkelijk een verbinding met de lezer aan te gaan. Voer van psychologen levert het intrigerende verhaal ‘De verleider’ waarin een zieke verteller bezoek krijgt van een engel, die hem probeert mee te voeren naar de ‘etherische hemelen’. Deze engel is onweerstaanbaar. ‘Hij was groot, en jong, en sterk, en naakt; twee groote vleugels streepten recht achter zijn rug de forsche, breede, donzige lijnen. Hij scheen als een liefdesgod uit antieke tijden, maar hij miste den weemoed van Eros.’ Na lang aarzelen geeft de verteller van het verhaal toe. ‘En ik zag den Verleider, terwijl hij open zijne armen en wieken breidde, immens stralend en lachend treden op mij toe en op mijn lippen schroeide zijn kus. Zijn laatste kus…’ Gelukkig heeft Couperus zelf niet toegegeven aan deze verlokking en is hij doorgegaan met schrijven.
Doeke Sijens
Louis Couperus – Legende, mythe en fantazie. Volledige Werken Louis Couperus deel 38, L.J. Veen, Amsterdam/Antwerpen, 1994, (oorspronkelijke editie Amsterdam, L.J. Veen, 1917). 174 blz.
(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)