Recensie: Moritz von Uslar – Deutschboden
Oost-Duitsland – een mannensprookje
Als een West-Duitse intellectueel voor drie maanden naar een klein plaatsje in de voormalige DDR nabij de Poolse grens gaat om over het leven in de Oost-Duitse provincie te schrijven, dan verwacht je een bericht vol troosteloosheid en ellende, waarin de werkeloosheid, de neonazi’s en het alcoholisme de hoofdrol spelen. De journalist en schrijver Moritz von Uslar heeft dat gedaan, maar zijn boek Deutschboden is op een verbluffende manier anders uitgevallen dan het verwachtingspatroon suggereert.
Verbazend is ook dat het boek, hoewel er eigenlijk niets in gebeurt, van begin tot einde een boeiend en veelzijdig verhaal is en dat je als lezer op een onbegrijpelijke manier door sympathie voor de hopeloze Oost-Duitse jeugd ingenomen wordt. De kleine uitgeverij Leesmagazijn heeft hiermee een parel opgevist.
En ja: de jonge mannen in het plaatsje Oberhavel (in de realiteit: Zehdenick) hoorden nog een paar jaar geleden bij de nazi-skinheads, en ja: ze zijn werkeloos en leven van de bijstand, zonder hoop op verandering, en ja: ze hangen de hele dag rond of draaien rondjes met hun opgefokte auto’s en ze zuipen zich lazarus, elke avond. Ze zijn ‘Prolls’. Dit onvertaalbare woord gebruikt de Duitse middenstand denigrerend voor de jongeren van de lage klasse . De vertaler maakt er ‘volksjongens’ van en een enkele keer zelfs ’tuig’. Maar de auteur gebruikt ‘Proll’, ‘Proll-fighter’ en ‘Superproll’ als een ironische geuzennaam, want ’tuig’ zijn ze voor hem juist niet.
De typische Proll ziet er zo uit:
Mannen van onder de veertig hadden zonder uitzondering kort haar. Om precies te zijn: hun haar was boven de oren en op het achterhoofd weggeschoren, en boven op het hoofd kortgeknipt. Driekwart broek, T-shirt, sportschoenen, bij voorkeur een ringetje door het oor, een tatoeage erbij op een van de twee onderbenen – en klaar was de straatvechter.
Moritz von Uslar noemt zijn boek in de ondertitel met een term uit het sociologisch onderzoek ‘Participerende observatie’. Zijn concept is: ik huur een kamertje en meng me tussen de bevolking, op straat, in de cafés, in een sportclub. Hij probeert in gesprek te komen, over allerlei thema’s te praten en noteert alles wat hem opvalt. In begin is hij bang voor de ‘Prolls’. Hij verwacht, als vreemdeling zonder meer in elkaar geslagen te worden. Het is dan ook wonderbaarlijk, sprookjesachtig en vol van ironie, dat dit nooit gebeurt. Hij moet wel een beschermengel hebben.
En inderdaad, bij zijn eerste bezoek aan het plaatselijke Café Schröder komt de journalist uit Berlijn Raoul tegen, een jongen van 25 jaar, die bij de Punkrockband ‘5 Teeth Less’ hoort (die bestaat echt; kijk maar op Google). Raoul geniet respect onder de jongeren. Hij en de andere leden van de band nemen de auteur onder hun hoede, leiden hem de volgende weken rond, vertellen over hun leven en de dagelijkse gang van zaken en beschermen hem in moeilijke situaties. De ‘reporter’, zoals de verteller zichzelf noemt, gaat in alles mee. ‘Participeren’ betekent hier natuurlijk ook: meezuipen. Wie niet drinkt hoort er niet bij, en er wordt behoorlijk gedronken.
Het is een mannenwereld waarin de reporter verzeild raakt. In Café Schröder zit geen enkele vrouw. Bij de Zehdenicker hangjongeren, waarvan we in de loop van het verhaal een tiental leren kennen, komen we haast geen meisjes tegen. Seks blijkt vooral via YouPorn te gebeuren. Het is een wereld van mannen met hun auto’s en hun sixpacks, mannen die elkaar dagelijks op rituele manier op verschillende plaatsen ontmoeten, korte praatjes houden, de tijd rekken, tot de dag weer over is. Hun sociaal leven bestaat erin, elke dag weer hetzelfde te doen en de tijd met niets te vullen. Voor hen is er geen alternatief.
De reporter raakt er gefascineerd door. Hij begrijpt in de loop van zijn observaties dat het volhouden van dit leven in herhaling een geweldige prestatie is en een eigen vorm van schoonheid heeft. Café Schröder wordt voor hem een mythische plaats. En zijn verhaal groeit uit tot een betoverend mannensprookje op een bikkelharde ondergrond.
De titel van het boek heeft de auteur van een plaatsnaam op een wegwijzer, die hij regelmatig tegenkwam. Deutschboden roept allerlei associaties op: Duitse aarde, Duitsland aan de grond, Duitsland tot de bodem uitzoeken. Toen hij het plaatsje een keer wou opzoeken, was het niet te vinden.
Het geheim van het boek van Moritz von Uslar is zijn romantische compositie van Dichtung und Wahrheit. Hij romantiseert de werkelijkheid en vindt een hogere waarheid dan de sociologie en de kranten ons kunnen bieden. Om dat te kunnen moet je een heel goede schrijver zijn. Wij leren door zijn keuze en poëtische vormgeving ontzettend veel over het leven in deze plaats en deze regio – en over ons zelf. Maar ga niet naar Zehdenick om dit allemaal terug te vinden. De betovering zul je niet tegenkomen. De magie zit in het boek!
Peter Groenewold
Moritz von Uslar – Deutschboden. Participerende observatie. Vertaling Willy Hemelrijk. Leesmagazijn, Amsterdam, 318 blz. € 19,95.