Recensie: Silvia Marijnissen – Berg en water. Klassieke Chinese landschapspoëzie
Bergen en water
Bij landschapsgedichten denk je onwillekeurig aan zoete natuurbeelden, de verheerlijking van een landschap en aan pastorale literatuur. En bij Chinese landschapsgedichten wellicht aan gedichten waarin de dichter heroïsch alleen in het landschap staat en in alle rust zijn leven kan overdenken. Of aan ‘onder wolken vogels varen/ onder golven vliegen vissen/ maar daartussen rust de visser’ van Lucebert (uit: Visser van Ma Yuan). Dat laatste klopt eigenlijk wel aardig. Chinese landschapspoëzie gaat voornamelijk over loutering en gemoedsrust. Maar verheerlijkend is de poëzie die Marijnissen in de bundel Berg en water heeft verzameld niet. Daarvoor is het te aards en zonder franje. Te confucianistisch, taoïstisch en boeddhistisch bovendien.
De Chinese landschapspoëzie ontstond in een politiek verdeeld China waarin dichters zich uit onvrede met het bestuur afwendden van de politiek en maatschappij of werden verbannen, zoals Tao Yuanming en Xie Lingyun. Dichters die vaak ook hoge ambtelijke functies hadden gingen gedichten schrijven waarin het landschap een grote rol speelde. Silvia Marijnissen vertaalde de hoogtepunten uit dit genre en voorzag de bloemlezing van een inleiding in de klassieke Chinese landschapspoëzie van de derde tot de twaalfde eeuw. Er zijn ook een aantal voorbeelden van de Chinese landschapsschilderkunst in de bloemlezing opgenomen (onder andere van Ma Yuan). De Chinese landschapsschilderkunst maakte namelijk een gelijke ontwikkeling door als de landschapspoëzie.
Volgens de oudste Chinese definitie van poëzie, verwoordt poëzie wat de geest of het gemoed bezighoudt: ‘een Chinees gedicht is de schrijver, het is de verwoording van een innerlijk, de buitenkant van een binnenkant.’ Letterlijk vertaald is landschapspoëzie (shanshui) berg en water. In het landschap wordt ‘de essentie van de weg’ weergegeven. De weg is het ‘proces van de zich eeuwig transformerende natuur.’ In deze poëzie zijn bergen, water, het weer en een pagode, toren of hut terugkerende beelden en motieven. Berg en water zijn yang en yin:’gelijk blijvende bergen en het bewegende water die samen de hele dynamiek van de aarde vormen.’ Een hut staat voor het eenvoudige leven van een visser of houthakker. Maar ook bamboe (volharding kunstenaar), de ochtend (jeugdige leeftijd), het maanlicht (heimwee) en de kraanvogel (onsterfelijkheid) komen vaak voor.
Rivierprieel (761)
Ik lig languit in mijn rivierprieel,
draag verzen voor, kijk over de velden.
Het water stroomt – mijn geest houdt het niet bij,
wolken gaan – mijn gedachten even traag.Rustig en stil loopt het voorjaar ten eind,
blij en voldaan volgt elk wezen zijn aard.
Ik kan niet terug naar mijn oude bos
en verdrijf mijn somberheid al dichtend.
In een degelijke inleiding beschrijft Marijnissen hoe weinig aanknopingspunten je hebt wanneer je klassieke Chinese gedichten vertaalt. Van de regels met de woordelijke vertaling: ‘leeg berg niet zien mens/ alleen horen mens stem klinken’, maakt Marijnissen: ‘Lege bergen, er is niemand te zien,/ alleen het geluid van een stem weerklinkt’. Deze vertaling wordt niet alleen bepaald door de woordvolgorde en de zinsstructuren van het Chinees, ook de symbolische betekenis van de beelden bepaalt welke vertaling de meest voor de hand liggende is.
Volgens Marijnissen is de Chinese landschapspoëzie al eeuwen populair in China en daarbuiten, juist omdat er voor deze gedichten in tegenstelling tot andere Chinese poëzie nauwelijks (of in ieder geval minder dan voor de andere genres) kennis van de Chinese literatuur of cultuur nodig is. Fictie bestaat niet in deze poëzie en dus kan je zeggen dat de dichter het altijd via het landschap over zichzelf heeft. Maar veel beelden – bijvoorbeeld een boom, een hut, een struik of een plant – blijken dus niet alleen het gemoed van de dichter te reflecteren maar ook een ‘diepere’ laag te hebben die voor de leek niet te begrijpen valt zonder de (vele) toelichtingen bij de gedichten.
Die diepere laag geeft de gedichten niet direct meer betekenis, maar maakt het voor de lezer van nu eerder ondoordringbaar. Je hebt steeds het gevoel dat je het hele gedicht niet kan begrijpen als je niet eerst het notenapparaat (en de literatuur waarnaar verwezen wordt) hebt bestudeerd. Dat is jammer, want Berg en water is een mooi boek dat laat zien dat hoe een genre zich gedurende honderden jaren kan ontwikkelen en tegelijkertijd hetzelfde kan blijven.
Rieuwert Krol
Silvia Marijnissen – Berg en water. Klassieke Chinese landschapspoëzie. Vertaald en toegelicht door Silvia Marijnissen. De Arbeiderspers. 424 blz. € 45,-