Column: L.H. Wiener – Wat je schrijft ben je zelf
Wat je schrijft ben je zelf
De heer Lenstra, mijn leraar Nederlands aan de repressieve onderwijskazerne die Lorentz Lyceum heette, kwalificeerde het werk van Simon Vestdijk ooit als ‘kauwgum voor intellectuelen’. Vooral Het vijfde zegel was in dit opzicht kenmerkend, volgens hem. Dat was niet tegen dovemansoren gezegd, want als jongen van zeventien wilde ik graag intellectueel worden en met kauwgum had ik geen problemen. En zo begon ik in het jaar 1962 aan Het vijfde zegel, een roman die zich voltrekt tegen de achtergrond van de Spaanse inquisitie en waarin meer dan zestig personages figureren. Het was een boek dat ik heel graag heel goed wilde vinden, maar waarin ik steeds opnieuw vastliep.
Onlangs hield ik het weer in handen en zag toen dat ik uiteindelijk gekomen ben tot pagina 142, getuige een dubbelgevouwen blocnotevelletje, licht vergeeld inmiddels, waarop het woord ‘bladwijzer’ geschreven staat, na de datum: maart ‘62, beide dubbel onderstreept. Iets lager las ik: Vijfde Zegel, zonder lidwoord, en daaronder: ‘S. Vestdijk’, met een enkele pennenstreek gemarkeerd. Deze notaties waren niet van mijn hand, zo viel duidelijk te constateren. Ze waren geschreven en onderstreept in blauwe inkt. Maar met wiens pen dan wel? En ineens wist ik het weer. Bijna vijftig jaar geleden had ik aan mijn toenmalige leraar Nederlands (God hebbe zijn ziel en de Duivel hale hem) gevraagd of hij op deze wijze het inlegvelletje tot een boekenlegger wilde verheffen, hetgeen dus genadiglijk was geschied. Maar tegelijkertijd kwam bij mij op dat ik de heer Lenstra destijds, uit een rivaliserend soort ontzag, had willen tonen dat ik dit moeilijke boek van Simon Vestdijk zelf bezat. In het midden van de boekenlegger prijkt mijn handtekening, ontegenzeggelijk door mijzelf geschreven, maar even duidelijk een getrouwe kopie van de handtekening van mijn vader, zag ik toen. Het handschrift van de heer Lenstra en de nagebootste handtekening van mijn vader. Rivaliserend ontzag en onzekere imitatie.
Wie ik zelf was zou later moeten blijken, maar wie ik nu ben weet ik nog altijd niet. Wellicht ben ik daarom schrijver geworden.
L.H. Wiener