Recensie: Alberto Cavanna – De man die de dagen niet telde
In hetzelfde schuitje
De Italiaanse schrijver Alberto Cavanna (1961) stamt uit een geslacht van botenbouwers. Zelf werkte hij vanaf zijn vijftiende mee aan de constructie van houten sloepen en zeilboten. Zijn nieuwe roman De man die de dagen niet telde handelt over een oude man, een visser Cristoforo genaamd, die in een kustplaats aan zijn laatste boot bouwt. Niet met een duidelijk doel voor ogen. Het is eenvoudig het metier dat hij nog net in de stram wordende vingers heeft. Werken als afleiding voor de dagelijkse sleur.
Op een dag vindt Cristoforo een jonge bootvluchteling voor de deur van zijn werkplaats. Mohammed heeft zijn thuisland aan de overkant van de Middellandse zee verlaten op zoek naar een beter bestaan. Zijn vader was visser maar heeft zijn boot moeten verkopen om de schulden aan de dieselhandelaar te betalen.
Alles waar zijn leven uit had bestaan was verloren gegaan, net als de zandzakken die zijn grootvader in zee liet gooien als die voor de stabiliteit niet meer nodig waren omdat ze doorweekte netten aan boord hadden. Probeer nooit nutteloze ballast met je mee te slepen is een belangrijke regel als de af te leggen afstand zo groot is. Van essentieel overlevingsbelang als je niet weet hoe lang de weg zal zijn en waar die je heen zal voeren.
Mohammed heeft alleen de vodden die om zijn hongerige lijf hangen en een plunjezak met een armzalige inhoud. Herinneringen laat hij ook niet meer toe. Hij denkt alleen af en toe aan zijn ouderlijk huis, niet aan de personen die erin wonen. Alleen op die manier gaat hij niet ten onder. Hij kan niet anders dan van uur tot uur leven.
Armoede heeft altijd hetzelfde gezicht en draagt altijd dezelfde lompen. De tijden en plaatsen veranderen, maar de armoede niet.
Cristoforo, nurks omdat hij gebukt gaat onder een heel leven, geeft de jongen een stuk brood in ruil voor een paar werkzaamheden. Het is koud en dus mag hij de eerste nacht op een stretcher in de hoek van de werkplaats overnachten. De volgende avond moet hij weg zijn, zo benadrukt Cristoforo. Maar je proeft direct dat de oude visser niet meer zonder het gezelschap van de jongen kan. Hij noemt hem Mimmo en is aangenaam verrast door zijn kennis over botenbouw, al laat hij dat niet echt blijken. Hij doet er sowieso liever het zwijgen toe.
De taal is een zekere barrière, maar hun beiden kunde, geboren uit verschillende tradities, overbrugt dat probleem. Ze praten als het ware met hun handen. De zee zit hen beiden in het bloed. Net zoals overduidelijk bij de schrijver. Die hanteert een aangenaam licht idioom, doordesemd met ambachtelijkheid. Cavanna heeft het boek opgebouwd als een schip. Eerst zet hij het raamwerk en de kiel neer en daarna bekleedt hij de spanten met de ervaringen van de jongen en de oude man. En ook met de kennis die hen is bijgebracht door hun beider grootvaders.
De roman heeft daardoor iets tijdloos. Zeker ook gezien de mooie beschrijvingen van bijvoorbeeld het nagelen of het waterdicht maken van de huid van de boot. Bijzonder is dat Cavanna dit ‘rurale’ element weet te verbinden met de hedendaagse illegalenproblematiek zonder afbreuk te doen aan het universele karakter van de roman. Het verhaal speelt in deze tijd, maar is stevig ingebed in tradities, ademt een lange historie. De schrijver weet met eenvoudige middelen intensiteit te bereiken.
Jullie gebruiken nog pek. Ook in de tijd van mijn grootvader werd daarmee gewerkt. Koper was er nog niet en ijzer was duur vanwege de oorlogen. Ze gebruikten houten pennen en pek. Mooie tijden… het leven was toen eenvoudiger. Niet zoals nu! Er was weliswaar weinig maar je kon ook met niets overleven.
Zowel Cristoforo als Mimmo tellen de dagen niet. Ze leven in het nu. Het werk aan de sloep vordert gestaag. Ze maken al plannen voor een volgend schip. Maar deze kleine idylle mag niet voortduren. Buren, en dan in het bijzonder een advocaat die slechts in het weekend gebruikmaakt van een strandhuis, klagen over stank- en geluidsoverlast. En op het huisvesten van een illegaal staat een gevangenisstraf.
Dat soort mensen is gewend woorden te gebruiken, niet hun hart. En die gebruiken ze niet om iets goeds te doen maar om anderen dwars te zitten.
Cristoforo weet tien dagen respijt te krijgen. Hij heeft nog wat tegoed van de vermanende agent. Die heeft Cristoforo’s verslaafde zoon naar een kliniek gebracht, alwaar deze in een kist weer uitkwam. Langzaam wordt duidelijk waarom de oude visser de dagen niet meer telt. Na het overlijden van zijn vrouw heeft hij het familiehuis verkocht. Hij heeft niets meer om voor te leven. Het verdriet houdt hem in gijzeling. Cristoforo en Mimmo zijn ‘veroordeeld’ tot elkaar.
Hij moest denken aan de blijdschap die ze maar enkele dagen gevoeld hadden, zich beiden koesterend in de gedachte aan het bouwen van een nieuwe boot. Mohammed en die oude man hadden veel meer gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken en zelfs als die dag hun hoop op een nieuw leven was ontnomen, besefte de jongen dat hij niet alleen was. De man zou hem nu nodig hebben, veel meer dan daarvoor.
De twee besluiten de boot versneld af te bouwen en het ruime sop te kiezen, de zee is immers hun enige kameraad. Ze zijn beiden niet meer welkom. De ontworteling is compleet. De oude man wordt wakker, mooi gesymboliseerd door het weer omgorden van het polshorloge van zijn opa. De tijd gaat eindelijk weer lopen. Hij had vroeger niet naar zijn woede geluisterd, maar zich overgegeven. De leraar wordt leerling.
Nog een keer liep zijn hele leven via de houtvezels van een boot, en de oude man kon niet tegen de draad in gaan, maar die alleen volgen. [ … ] Zijn dagen hadden hem teruggevonden en liepen nu ten einde. Nog zo’n kans zou hij nooit meer krijgen.
De man die de dagen niet telde is een prachtige, oprechte roman vol compassie over een onverwachte vriendschap die taal-, geloofs- en leeftijdsbarrières doorbreekt. Ondanks de verschillen lijken we heel erg op elkaar.
Guus Bauer
Alberto Cavanna – De man die de dagen niet telde. Vertaald door Aafke van der Made. Serena Libri, Amsterdam. 168 blz. € 17,50.