Recensie: João Ricardo Pedro – Jouw gezicht zal het laatste zijn
Details zijn een soort virus
De Portugees João Ricardo Pedro (1973) gebruikte zijn ontslagvergoeding van een telecommunicatiebedrijf om een langgekoesterde droom in vervulling te laten gaan: het schrijven van een roman. Jouw gezicht zal het laatste zijn werd prompt bekroond met de prestigieuze LeYa prijs, gedoteerd met maar liefst honderdduizend euro.
Duarte Mendes is een soortement wonderkind. Schijnbaar moeiteloos speelt hij van jongs af aan Mozart, Bach en Beethoven. Hij woont in een Portugese uithoek. Zijn opa is de arts in een dorp met de naam van een zoogdier, ingeklemd aan de voet van het Gardunhagegebergte.
In het dorp werd de enige uitzondering op de totale onwetendheid omtrent het lot van het vaderland, alsof dat vaderland een ver oord was, gevormd door het huis van doutor Augusto Mendes, waar als in een soort crisiskabinet de prominentste persoonlijkheden bijeen waren gekomen.
Het is april 1974 en er is net een putsch gepleegd in Lissabon. Dona Laura, de vrouw van Augusto denkt dat staatsgreepgedoe van haar man met zijn vriendjes nog wel even zal duren en haast zich naar het kippenhok om terug te komen met ‘de eerste twee slachtoffers van de revolutie’.
De laconieke toon is direct gezet. Het afgelegen dorp is het ideale decor voor de kleine geschiedenissen ingebed in de grote historie. Het verhaal van de oude Celestino bijvoorbeeld die tijdens de staatsgreep midden op de weg gevonden wordt, zijn gezicht doorzeefd met kogels. Ze hebben hem alsnog weten te vinden. Net als de doutor heeft hij zijn toevlucht gezocht in de barre streek, in de hoop dat ze hem zouden vergeten. Veertig jaar eerder was hij tijdens een vreselijk noodweer vlak voor de deur van de praktijk ineen gezegen. Een geluk bij een ongeluk.
Augusto regelde een dak boven zijn hoofd, wat kleren, eten en geld. Elke dag werd Celestino verwacht in de spreekkamer om het verband op de holte waar ooit zijn rechteroog had gezeten te vervangen. Na drie weken was de wond zo goed en zo kwaad als mogelijk genezen. Maar het consult was nog niet afgelopen. Augusto pakte een doosje uit zijn bureaula, haalde er een glazen oog uit en stopte die in de holle oogkas.
En terwijl de ander voor de spiegel stond, ontdekte de arts in die stakker, zo arm als de straat en misschien daarom wel daar op die weg neergevallen, een onverwachte weerspiegeling van zichzelf. Want toen Celestino met een brede glimlach voor de spiegel stond en zei: ‘Het lijkt zelfs wel of ik beter kan zien’, kwam dat niet doordat het glazen oog zijn zicht had verbeterd, maar doordat het beeld dat door de spiegel werd weerkaatst, leek op zijn herinnering aan zichzelf. Het was dus een illusie. Een illusie die in staat was hem zijn identiteit terug te geven, maar óók die voor hem te verbergen. En wel zozeer dat doutor Augusto Mendes half voor de grap, half serieus zei: ‘Celistino, als vanaf nu de politie hier komt vragen naar een man die een oog mist, dan kan ik ze vertelen dat ik geen idee heb wie ze bedoelen.’
Met dit soort krachtige scènes zit Jouw gezicht zal het laatste zijn vol. Pedro heeft ervoor gekozen om een roman in verhalen te schrijven, ogenschijnlijk losjes aan elkaar verbonden geschiedenissen. Kijk alleen al eens naar het bonte gezelschap van hoofdstuktitels: ‘De dag van de wielrenners’ , ‘De dood van de indiaan’, ‘Allergie voor de romantici en de bloedvlek’, ‘de arts die van Bach hield’, ‘De Holocaust’, ‘Moeder en het einde van de Sovjet-Unie’, ‘Het verhoor’, ‘Hoe kun je alles vergeten?’, ‘Wees zijn is voorgoed zitten wachten aan een cafétafeltje’. Het is razend knap hoe uiteindelijk alles op z’n plaats valt.
Pedro maakt gebruik van de zogenaamde ‘telling details’, achteloos gebrachte zinnetjes waarvan de lading pas aan het einde van het boek duidelijk worden. Antonio, de zoon van Augusto en de vader van Duarte brandt met een sigaret de blaren op zijn voeten weg.
Duarte vroeg of het pijn deed. Zijn vader zei van niet. Of misschien toch wel. Dat het een kwestie van gewenning was. Voeten wenden overal aan. Daar waren voeten ongelooflijk goed in.
Antonio Mendes blijkt gevochten te hebben in Angola. In 1968, in een rivier vlak bij de Congolese grens zijn er beestjes in zijn voeten gekropen, piepklein, niet eens te onderscheiden met een loep. Hij is sterk getraumatiseerd teruggekomen. Het is de jonge Duarte via wie we de bewogen levens van opa en vader vernemen. Het is aan hem om, zoals dat tegenwoordig zo mooi heet, de familiegeschiedenis een plek te geven.
Centraal daarbij staan de brieven van een wonderlijk heerschap geheten Policarpo, half monarchist, half anarchist die ‘een land zonder kroningskroon of woedende, bommengooiende arbeiders op straat waardeloos vond’. Hij was de oorspronkelijke eigenaar van het landhuis van Augusto, dat in de tijd van de verkoop helemaal vervallen was. In de optiek van Policarpo begon het gezegende Europa pas aan de andere kant van de Pyreneeën.
Vele jaren waren zijn brieven uit alle windstreken het venster waardoor Duartes grootouders de wereld volgden. En Duarte, een mooi ‘schrijftruc’, krijgt door het voorlezen, en het zelf snuffelen als hij twaalf jaar is geworden, alles mee. Zou de bewustwording van de familiehistorie en de wereldgeschiedenis de oorzaak zijn van het feit dat Duarte op een gegeven moment eerste de romantici links laat liggen en uiteindelijk helemaal ophoudt met pianospelen? Om met inspecteur Monteiro, een collega-veteraan van Duarte’s vader, te spreken: ‘Je eigen herinneringen vreten al genoeg aan je om de herinneringen van anderen er nog eens bij te nemen.’
Na de zelfmoord van zijn vader wordt Duarte door Monteiro verhoord. De stille wateren en diepe gronden waar Duarte mee te maken heeft, en heeft gehad, worden dan pas duidelijk. Hij vraagt de inspecteur om opheldering.
Inspecteur Artur Monteiro: ‘Misschien ken je de details niet, als je vader je die nooit heeft verteld, maar je hebt toch wel een idee van de gruwelen. En als hij je die details niet verteld heeft, des te beter. Want details zijn een soort virus. Een soort bacteriën. Zeer besmettelijk.
Het zijn inderdaad de details van de geschiedenis die je in deze roman lange tijd bij zullen blijven. Pedro heeft een aparte stijl. Hij mag graag van de herhaling gebruikmaken. In het hoofdstuk ‘Moeder en het einde van de Sovjet-Unie’ laat hij Duartes moeder naar de markt gaan. Hij is ongebreideld gedetailleerd in de beschrijving van haar gang van zaken en de producten die ze aankoopt. Ondertussen scoort Van Basten in Müchen de tweede goal in de finale van de Europese kampioenschappen voetbal. Ze filosofeert wat bij zichzelf over de ondergang van de Russische beer. Zeventig jaar wetenschappelijk socialisme, maar niet eens een miezerig Europees kampioenschap. Humor!
Ze wilde de rest van de wedstrijd niet meer zien. Noch de uitreiking van de cup. [ … ] Ze trok zich terug in de keuken. Maakte soep. Maakte bacalhau met room. Maakte chocolademousse. Kookte het avondeten: bieflapjes met gebakken aardappelen en spiegeleieren. Ze gingen aan tafel. Aten. Haar man stak een sigaret op. Drukte hem daarna uit in het schaaltje waar de mousse in had gezeten. Ze zei: ‘Ik heb kanker.’ […] ‘De voorraadkast zit vol, ik heb bacalhau met room gemaakt, dat staat in de vriezer, en een pan soep. In de vriezer liggen ook bieflapjes en hamburgers en koteletten.’ […] Haar zoon begon stukjes brood in steeds kleinere stukjes te verdelen. […] Haar man stak een sigaret op. Er werd aangebeld. Niemand stond op.
Een literaire mokerslag. De ongebreidelde opsomming van eerder in het hoofdstuk is de opmaat, de voorbereiding van de moeder, haar zorg en bezorgdheid plastisch verbeeldt. Geweldig!
In de roman speelt ook een mysterieus schilderij een bepalende rol. De pianoleraar geeft het de familie Mendes cadeau en zegt erover: ‘Vaak gebeurt het dat je een diepe empathie met een bepaald kunstwerk ontwikkelt omdat je je daarin, of in een deel daarvan, op een bepaalde manier herkent.’ Jouw gezicht zal het laatste zijn is een roman die dat effect heeft, zoals alle doorwrochte literatuur.
Guus Bauer
João Ricardo Pedro – Jouw gezicht zal het laatste zijn. Vertaald door Kitty Pauwels. Signatuur, Utrecht. 184 blz. € 18,95.
Na een herlezing, het opstellen van een tijdslijn raakte ik wat gefrustreerd dat het verhaal zijn geheimen (ten minste aan mij) niet prijs gaf. Maar misschien is dit juist de boodschap van het verhaal: als mens zoeken we altijd naar de oorzaak van iets. De oorzaak van een revolutie, de reden waarom twee data samenvallen,… Kortom als mens hebben we het moeilijk met het toeval en het gebrek aan verklaringen. Misschien kan Celestino wel beter leven met toeval (“brute pech gehad”). Ook dotour Augusto lijkt me iemand die begrepen heeft dat hij de loop van de geschiedenis niet kan veranderen. Misschien is hij niet gevlucht omwille van een mysterieuze gebeurtenis maar omwille van zijn (onderbewuste) vaststelling dat hij liever weg van de revolutionaire “beschaafde” wereld een leven uitbouwde tussen mensen die vooral worstelden met de natuur. Het kiezen tussen een eerder “zen” leven dicht bij de natuur i.p.v. een leven waarin je controle over alles probeert te behouden, prestige nastreeft,… zonder dat je daar meestal (volkomen) in slaagt. Duarte lijkt daarin sterk op zijn grootvader: hij had waarschijnlijk een wereldklasse pianist kunnen worden maar door zich te spiegelen aan het leven van de verschillende componisten had hij iets van “nee dat is niks voor mij”.
Misschien zoek ik het allemaal te ver (of juist niet ver genoeg), misschien is er wel degelijk een duidelijk verband tussen de gebeurtenissen. In dat geval wil ik het zeker weten maar voor nu blijf ik er even “zen” bij en ben ik tevreden met het kleine lichtpunt dat ik meen te herkennen 😉
Dag Jules, er is eventueel een interview met Pedro te lezen op Literatuurplein.nl dag dag G