Recensie: Jonathan Franzen e.a. – Het Kraus-project
Bloemlezen met Jonathan Franzen
Als iemand een bloemlezing maakt is het logisch dat hij een voorwoord schrijft om het een en ander toe te lichten, misschien uitgezonderd een bloemlezing over liefdesgedichten, want de liefde behoeft zoals bekend geen nadere introductie, daar weet iedereen alles van. Een van de bekendste hedendaagse Amerikaanse romanschrijvers, Jonathan Franzen, selecteerde twee essays en twee kortere teksten van de Weense satiricus Karl Kraus (1874-1936) uit zijn eenmanstijdschrift Die Fackel, vertaalde ze eigenhandig, en in plaats van een inleiding becommentarieerde Jonathan Franzen de teksten uitvoerig met hulp van romanschrijver Daniel Kehlmann en de germanist Paul Reitter. Onlangs verscheen een Nederlandse vertaling met een vrij afzichtelijke cover bij Jonathan Franzens vaste Nederlandse uitgever, Prometheus. Het aantrekkelijkste deel van Jonathan Franzens ‘project’, de vertaling van Kraus naar het Engels, is niet opgenomen, ook Kraus is logischerwijs naar het Nederlands vertaald. Die Nederlandse Kraus-vertaling was in handen van Nelleke van Maaren en Barber van de Pol. Eveneens verzorgden ze samen de vertaling van Jonathan Franzens voetnoten.
Karl Kraus kende ik van een vlammend essay van Walter Benjamin en ook heb ik weleens gebladerd in een Kraus-bewerking van de cabaretiers Robbert-Jan Henkes & Erik Bindervoet. Met Jonathan Franzens romans was ik niet bekend, maar ik betwijfel of ik daar na dit ‘project’ wel kennis van wil nemen. Jonathan Franzens voetnoten – Kehlmann en Reitter zorgden voor met name de taalkundige en literair-historische context – waarin Jonathan Franzen verbanden legt met onze moderne wereld, maar vooral met zijn eigen leven, gaan vaak pagina’s lang door. Daarbij vraag je je af: wil Jonathan Franzen nu dat we Karl Kraus lezen of Jonathan Franzen? Uiteraard kan commentaar een toegevoegde waarde hebben – in het geval van Kraus geloof ik dat een voetnootje hier en daar zelfs noodzakelijk is, en bovendien is het een leuk intertekstueel grapje, want Kraus’ commentaren waren soms ook buiten proportie heb ik begrepen. Echter, waar Kraus als het ware een vlammenzee is om de holle frasen weg te branden komt Jonathan Franzen over als brandend polyester. Naar eigen zeggen wilde Jonathan Franzen het bombast van Kraus compenseren, maar het netto resultaat is een serieuze poging om iemand het eventuele plezier in het lezen van Kraus te ontnemen. Nu vraag ik me af of Kraus überhaupt wel zo aantrekkelijk is. Ik heb begrip voor zijn furieuze project, maar het komt me af en toe al te redeloos over. Het is vooral vermoeiend – na het eerste essay over Heine was ik voorlopig meer dan verzadigd – maar vanwege Walter Benjamin heb ik hem nog niet afgeschreven.
Hoe dan ook lees ik liever Karl Kraus dan Jonathan Franzen. Door de zelfingenomenheid die Jonathan Franzen tentoonspreidt, meende ik overigens ook ineens te begrijpen waarom Jonathan Franzen zo tegen Facebook ageert. Als er namelijk zoveel mensen op Facebook zitten en er steeds meer Facebook-gebruikers bijkomen, dan betekent dat logischerwijs dat er steeds minder aandacht is voor Jonathan Franzen. Vandaar dat Jonathan Franzen zich wellicht zo aangetrokken voelt tot Karl Kraus en zijn eenmanstijdschrift. Over de rug van Karl Kraus knutselt Jonathan Franzen met zijn échte vrienden Kehlmann en Reitter een alles overwoekerend commentaar in elkaar. Een tamelijk gênante vertoning aangezien het veelal om in de magnetron half opgewarmde meninkjes gaat die worden opgediend als vlammende cultuurkritiek. De sensatie van het lezen van Jonathan Franzens commentaar bij Kraus valt nog het beste te vergelijken met het consumeren van lauwe knakworstjes, ranzige mosterd, een paar dagen oude kadetjes en lauw bier. Of een kopje koffie in Starbucks. Het Weense koffiehuis is ver weg.
Jonathan Franzen haat niet alleen Facebook, Jonathan Franzen moet überhaupt weinig hebben van internet, technologie en massamedia. Nu zullen de massamedia in de Verenigde Staten een geval apart zijn en er is weinig mis met een gezonde achterdocht jegens technologie en sociale media, net zoals iedereen het zelf moet weten als hij de hele dag wil twitteren, maar meent Jonathan Franzen werkelijk dat we Jonathan Franzen nodig hebben om ons daarvan bewust te zijn? Ten diepste gaat het Jonathan Franzen daar bovendien niet om vermoed ik. Nee, Jonathan Franzen ageert tegen het internet, technologie en massamedia, omdat ze de aandacht afleiden van Jonathan Franzen.
Om Jonathan Franzen recht te doen kan ik nog het beste een kleine bloemlezing geven van enkele representatieve commentaren bij Karl Kraus. Ik heb me voornamelijk beperkt tot Jonathan Franzens commentaar bij het eerste essay, Heine en de gevolgen – bij het essay over Johann Nestroy wordt het nog pijnlijker. Om het geheel wat op smaak te brengen heb ik me gepermitteerd wat eigen commentaar toe te voegen. Het Jonathan Franzen-project zeg maar.
En toch, om Kraus te herhalen, houd ik me liever op tussen pc’s. Steeds als ik op het punt stond om op Apple over te stappen, werd ik daarvan weerhouden door de beroemde, langlopende reeks Apple-ads, die bedoeld is om mensen als ik over te halen die stap te maken. [*] Het argument – dat Macs mooi zijn, makkelijk in gebruik, vrij van bugs (systeemfouten), niet ontvankelijk voor virussen, enzovoort – was alleszins redelijk, maar werd geleverd door een gepersonifieerde Mac (gespeeld door de acteur Justin Long) die zo zelfvoldaan overkwam, dat hij van de weeromstuit de makkes van Windows aantrekkelijk maakte [**].
*Jonathan Franzen toont ons het wezen van reclame: zij is bedoeld om mensen over te halen een product aan te schaffen.
**Door de zelfvoldaanheid van Jonathan Franzen wordt Apple zeer aantrekkelijk gemaakt. Het gerucht gaat dan ook dat Jonathan Franzen wordt betaald door Apple om Apple-producten aantrekkelijker te maken dan de pc.
Een van de ergste dingen van internet is dat het iedereen verleidt om sophisticated te zijn – om standpunten in te nemen over wat hip is en op het gevaar af niet-hip te worden gevonden de standpunten te overwegen die ieder ander inneemt [*].
*Een van der ergste dingen van Jonathan Franzen is dat Jonathan Franzen je verleidt om de standpunten in te nemen die het tegendeel van zijn standpunten zijn, zelfs als je niet geneigd bent die standpunten in te nemen.
Het is niet duidelijk of Kraus’ snerpende, ex cathedra geformuleerde aanklachten de meest effectieve manier waren om harten en gedachten te veranderen. Maar ik geef toe dat ik iets van zijn teleurstelling navoel wanneer een romanschrijver van wie ik denk dat hij beter had moeten weten, Salman Rushdie, zwicht voor Twitter. [*] Of als een politiek geëngageerd gedrukt blad, n+1, gedrukte bladen uitmaakt voor terminaal ‘mannelijk’, internet verheerlijkt als ‘vrouwelijk’, en hoe dan ook verzuimt stil te staan bij de hand over hand toenemende verpaupering van de freelanceschrijvers vanwege internet. [**] Of als keurig linkse professoren, die ooit weerstand boden aan de vervreemding – die het kapitalisme bekritiseerden vanwege z’n onvermoeibare aanval op iedere traditie en iedere gemeenschap die in de weg stond – het corporatistisch geworden internet ‘revolutionair’ gaan noemen, vrolijk Apple-computers omarmen en almaar blijven kirren hoe goed ze zijn. [***]
*Foei, Salman Rushdie had natuurlijk even toestemming moeten vragen aan Jonathan Franzen. Wat voor moeite kost het versturen van een simpel e-mailtje?
** Jonathan Franzens factuur voor een bijdrage aan n+1 is nog steeds niet door hen betaald. Die vervelende moderne technologie toch ook altijd! Sindsdien heeft Jonathan Franzen besloten nooit weer een factuur via e-mail te versturen.
*** Alleen Jonathan Franzen mag kirren hoe goed hij is.
Wenen 1910 was dus een speciaal geval. En toch kun je volhouden dat Amerika 2013 net zo’n speciaal geval is: opnieuw een verzwakt imperium dat zichzelf van alles wijsmaakt over z’n uitzonderlijkheid terwijl het op weg is naar een apocalyps [*], of die nu fiscaal of epidemiologisch is, een milieuramp of een thermonucleaire ramp.
*Als de hele wereld naar Jonathan Franzen luistert, zal de apocalyps worden afgewend.
(Paul Reitter): Het team was leuk om naar te kijken, en het deed het goed en kreeg applaus in de Duitse media. Maar voor een heleboel Duitse voetbalfans zag het er gewoon niet Duits genoeg uit. Natuurlijk, veel Duitsers zijn dol op coolness, en veel Duitsers, zoals Walter Benjamin en Joachim Löw (de huidige trainer van de Duitse Mannschaft) komen zelfs in de niet-Duitse wereld cool over. Bovendien maken de Duitsers zoals we allemaal weten dingen die cool zijn. […]Toch tart de Duitse geschiedenis Duitsers die cool willen zijn. Het zeurende besef dat uncoolness het nationale kenmerk is, en dat andere volkeren (Afro-Amerikanen, Italianen, enzovoort) degenen zijn die van nature cool zijn, leidt tot een wanhopig proces van vallen en opstaan in de jacht op coolness. Te hard proberen om cool te zijn is uiteindelijk erg uncool.’ [*]
* Paul Reitter weet wat cool en niet cool is. Zou Jonathan Franzen dat cool vinden?
Ik had een hondsmoeilijke Lacan en Derrida bij me, plus diverse marxisten en Frans-beïnvloede Amerikaanse theoretici. De wereld had behoefte aan kritiek en literatuurwetenschap was een van de manieren waarmee ik die wilde leveren. Mijn verloofde en ik, gescheiden door de Atlantische Oceaan, besteedden vele bladzijden van onze eerste brieven aan het bezigen van theoretische praat. Het was leuk om deze bladzijden te schrijven en helemaal niet moeilijk om ze te lezen. Wat ze vroeger zeiden over Chinees afhaaleten – dat je een uur na het eten alweer honger had – gold voor mij algauw voor literatuurwetenschap. Van het dozijn boeken dat ik naar Berlijn meesleepte, was Gravity’s Rainbow het enige dat ik uitlas. Tegen de tijd dat mijn verloofde haar midwinterbezoek plande, gaf ik haar een lange lijst romans op om mee te nemen. [*]
* Jonathan Franzen laat je door dit soort passages niet alleen alle lust tot het lezen van Jonathan Franzen en Karl Kraus vergaan, hij laat je als je niet oppast álle lust tot het lezen vergaan.
Veel van Kraus’ generalisaties over vrouwen klinken nu onaantrekkelijk. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog zette hij mannen constant neer als intellectuele succesnummers en vrouwen als schatkamers van het menselijk vermogen tot zinnelijk genot. [*]
* De vrouw als schatkamer voor het menselijk vermogen tot zinnelijk genot klinkt nu ook nog aantrekkelijk. En of Jonathan Franzen een intellectueel succesnummer is laat ik aan Jonathan Franzen over om te oordelen.
Kraus wantrouwt Heine, hij wantrouwt stukjesschrijvers, en zijn vertrouwen in zijn eigen moed veegt de noodzaak van een op feiten gebaseerde literair-historische argumentatie met een forse zwaai opzij.[*]
* Ik wantrouw Jonathan Franzen en deze bloemlezing veegt hopelijk de noodzaak van een op feiten gebaseerde literair-historische argumentatie met een forse zwaai opzij.
Ik ben altijd verbaasd als schrijvers berichten dat ze naar Beethoven of Arcade Fire luisteren bij het werk. Hoe krijgen ze het voor elkaar om aandacht te hebben voor twee dingen tegelijk? [*]
* Niets gaat boven de werkwijze van Jonathan Franzen. Jonathan Franzen bevlekt eerst het scherm van zijn pc met zijn zaad, vervolgens veegt Jonathan Franzen het scherm schoon, en ten slotte zet Jonathan Franzen zich aan het werk. Niet alle dingen tegelijk.
Jongen, stelt Kraus even aan de kaak wat er mis is met Heines zonsonderganggedicht. En toch, toen ik twintig was, stemde dit gedicht me vrolijk. Ik was blij dat het prikte in de ernst van de andere Duitse literatuur die ik had gelezen. Ik dacht, hé, deze gozer is een van ons. [*]
* Jongen, ben ik even blij voor Jonathan Franzen.
Ik heb hier het gevoel dat Kraus aanschurkt tegen de grenzen van zijn persoonlijke gaven – voor nabootsing, met name – en zich verdedigt tegen beschuldigingen als zou zijn werk afgeleid of parasitair zijn. Hij protesteert misschien te veel. [*]
* Jonathan Franzen protesteert misschien te veel, maar ik heb hier het gevoel dat hij net als Karl Kraus tegen de grenzen van zijn persoonlijke gaven aanschurkt.
Schrijvers die bang zijn dat ze uit de gratie raken bij de bloggers en de tweeters, dat ze algemeen ‘bekend’ komen te staan als niet aardig, kunnen zichzelf verdedigen met prijzenswaardige sentimenten: geletterdheid en zelfexpressie zijn goed, gedweep is niet goed, werkende mensen zijn het zout der aarde, liefde is belangrijker dan geld, technologie is leuk, gentrification is een serieus probleem, dieren hebben gevoel, kinderen zijn onbedorvener dan ouders, enzovoort. Wie probeert scherpe kritiek te uiten op het elektronisch systeem dat schrijvers reduceert tot dit soort gemeenplaatsen, loopt het risico algemeen ‘bekendheid’ te krijgen als een hater, een loner, niet een van ons. [*]
* Jonathan Franzen is géén zielige man.
Net als bij Updike hadden mijn oordelen een snufje krausiaans moralisme: Roth was lui, Roth was een klootzak, enzovoort. Natuurlijk dacht ik dat ik het alleen maar opnam voor essentiële esthetische deugden – een fictieschrijver moest in staat zijn goede dialogen te schrijven, overtuigende, ronde vrouwelijke karakters te scheppen, en het verhaal zichzelf te laten vertellen zonder onderbrekend geredeneer – maar deze ‘essentiële’ deugden kwamen toevallig wel overeen met sommige van mijn eigen vermogens als fictieschrijver. Om mijn morele punt tegen Roth te maken, moest ik andere, geloofwaardige deugden negeren of bagatelliseren, met name Roths heroïsche onbevreesdheid voor de morele oordelen van zijn lezers, want heimelijk benijdde ik zijn onbevreesdheid en wilde ik dat mensen aan mij aandacht schonken en niet aan hem. [*]
* Narcissistische zelfrelativering: een modern fenomeen, vermoedelijk veroorzaakt door het internet en de massamedia. Ook ik heb me er weleens schuldig aan gemaakt.
Omdat ik op de middelbare school en op college met computers vertrouwd was en al vroeg in zee ging met de tekstverwerker, heb ik volhard in de ouderwetse overtuiging dat technologie een gebruiksmiddel is, niet een levenswijze. [*]
* De filosofie van Jonathan Franzen in een notendop: een tekstverwerker is een gebruiksmiddel en je mag het scherm bevlekken met je zaad voordat je aan het schrijven begint, maar dat moet niet een levenswijze worden.
Een eeuw die volgde op die eerste, met wetenschappelijke ontdekkingen die niet lang geleden nog wonderbaarlijk zouden hebben geleken, heeft geresulteerd in perfecte smartphone-video’s van eikels die Mentos in een literfles Pepsi light gooien en ‘Wouww!’ schreeuwen als het spul eruit spuit. [*]
* Hiervan was ik niet op de hoogte, maar Jonathan Franzen brengt me weer eens in verleiding.
Freud ontwikkelde een theorie om psychologische waarheden te verklaren die zijn geliefde Dostojevski had gezien en belichaamd in zijn romans: dat we dingen doen waarvan we niet beseffen dat we ze doen; dat we vaak en zonder hypocrisie het tegendeel zeggen van wat we werkelijk bedoelen; dat als een motief irrationeel is dat niet hoeft te betekenen dat het zinloos is; dat we koppig precies die dingen ontkennen die het meest waar zijn over onszelf; dat we bepaalde overduidelijke, belangrijke feiten vlak voor onze neus niet zien; dat we onszelf zo vaak op onverklaarbare manieren ondermijnen. [*]
* … ‘dat ik dingen doe waarvan ik niet besef dat ik ze doe; dat ik vaak en zonder hypocrisie het tegendeel zeg van wat ik werkelijk bedoel; dat als een motief irrationeel is dat niet hoeft te betekenen dat het zinloos is; dat ik koppig precies die dingen ontken die het meest waar zijn over mijzelf; dat ik bepaalde overduidelijke, belangrijke feiten vlak voor mijn neus niet zie; dat ik mezelf zo vaak op onverklaarbare manieren ondermijn.’
Johannes van der Sluis
Jonathan Franzen e.a. – Het Kraus-project. Vertaald uit het Duits en Amerikaans-Engels door resp. Nelleke van Maaren en Barber van de Pol. Prometheus, Amsterdam. 244 blz. € 19,95.