Reportage: Festival Het Grote Gebeuren weer helemaal op de weg terug
Het festival Het Grote Gebeuren van gisteren kan geslaagd genoemd worden. Vooraf had ik wel mijn bedenkingen over enkele uitgenodigde schrijvers, maar dankzij de nieuwe opzet kon je de schrijvers omzeilen die niet wilde zien en omgekeerd. Voorheen was het festival uitgesmeerd over een paar dagen, nu vond alles plaats op één avond met een parallelle programmering. Voorheen was het onpersoonlijke Images het decor voor het festival, waardoor je door het aanwezige bioscooppubliek nooit het idee kreeg dat je op een festival was en nu was de bibliotheek omgetoverd tot festivalplek. Door één groot gebouw te kiezen waar mensen zaten die allemaal in literatuur geïnteresseerd waren, kwam de intimiteit van een festival terug.
Een uiterst gelukkige keuze van de organisatie. Met eenvoudige middelen (rode lampen buiten, gedempte verlichting binnen, een foyer waar meteen van alles gebeurde) kreeg je direct bij binnenkomst een festivalidee. Het hele gebouw werd gebruikt: het magazijn boven waar Anton Valens brieven uit een postzak haalde en voorlas van mensen die tijdens een schrijfcursus een verontrustende brief hadden geschreven. Ik had vooraf niet helemaal door wat het format was en kreeg pas tijdens het programma door dat die mensen ook aanwezig waren. Af en toe dreigde het een therapeutisch kringgesprek te worden, zeker toen een vrouw bekende niet alleen bang te zijn om brieven open te maken, maar zelfs al angst voelde bij het posten van brieven. We moesten een beetje giechelen.
Even later zou Valens de Tzum-prijs in ontvangst nemen in de foyer. In dezelfde bibliotheek waar hij een jaar geleden nog de prijs voor het Beste Groninger Boek ten onrechte misliep ontving hij nu de eer die hij verdiende. Een festival bezoeken betekent keuzes maken. Ik mist Jens Christian Grøndahl die, hoorde ik, op zijn praatstoel zat en ook later lang bleef hangen bij de signeertafel en met iedereen bleef praten.
Dat was nog zo’n voordeel van de nieuwe opzet. Werden voorheen de schrijvers naar plekken geloodst waar ze enigszins afgeschermd zaten van het publiek, nu maakten ze deel uit van het hele festival omdat ze als ze niets te doen hadden bij collega’s gingen kijken, buiten gingen roken of in de foyer een drankje haalden. Ze waren kortom aanspreekbaar en aanraakbaar.
Van verschillende mensen hoorde ik dat het programma over Nanne Tepper, geleid door Louis Stiller, erg mooi was. Er schijnt zo langzamerhand een enorme cultus om deze schrijver heen te hangen. Hij wordt de Groninger Jotie T’Hooft al we niet uitkijken. Boekhandelaar Albert Hoogeveen raakte ontroerd toen hij een brief van Tepper voorlas.
Ik volgde Tzum-coryfee Erik Nieuwenhuis twee keer. Hij wist met zijn voorlezing in het leescafé Belcampo de mensen al te boeien, maar met zijn droogkomische zinnen vermaakte hij even later ook drie collega-schrijvers Dirk van Weelden, Ellen Deckwitz en Bert Wagendorp die net als hij ex-Groninger waren en door Jurgen Tiekstra op deskundige wijze werden ondervraagd over de vormende periode in hun leven toen ze nog in het noorden woonden. Voor Nieuwenhuis viel die tijd in de jaren tachtig toen iedereen er een eer in stelde werkeloos te zijn. ‘Ik had af en toe een baantje, maaar dat verzweeg je dan tegenover vrienden,’ zei Nieuwenhuis. Wagendorp vertelde over de mazzel die moest hebben in je leven en de sollicitatiebrief die hij ooit postte om aangenomen te worden als sportjournalist bij de Leeuwarder Courant. Bij de brievenbus vlakbij het Alphagebouw twijfelde hij nog: moest hij het nou doen of niet, nou vooruit hij had de brief nu toch eenmaal geschreven. Het zou het begin worden van een journalistieke carrière.
Het Grote Gebeuren is na enkele afleveringen waar grote namen naartoe kwamen, maar weinig bezoekers, op de weg terug. Niemand miste de multimediale poespas bij Images, het ging eindelijk weer eens over boeken en schrijvers. Net waar een literair festival voor bedoeld is.