Column: Guus Bauer – Bezigheden buiten huis hebbende (5)
Bezigheden buiten huis hebbende V
Aangezien uw inktslaaf bezoek aan zijn schrijfcel koste wat kost wil vermijden, zelfs van tante pos, heeft hij zijn brievenbus in het financiële centrum van de hoofdstad aangehouden. Derhalve moet hij zich toch zeker eens per twee weken tussen de pumps en de brogues begeven.
Daar denkt hij behalve aan een verhalenbundel van David de Poel – Mannen in pakken, de grootste viezeriken die er zijn – vaak aan geldelijk gezien betere tijden en vooral aan zijn huisje bovenop een heuvel in de Tsjechische oerbossen. Een windmolen zorgde voor de benodigde energie. Zijn dagelijkse groenkost kon hij uit de moestuin halen en voor vriend en vijand waren er in het achterland genoeg fijne zwammen te vinden. Beneden in het meer lag een roeibootje met een hengel en een schepnet. In de kelder hingen worsten en de planken stonden vol weckpotten en flessen met de lokale opkikker.
Dorst was verder te lessen met het water uit eigen bron of via de pomp van een der drie kroegen in het dorp – niet meer dan negen als grafzerken tegen elkaar leunende panden – op een kleine kilometer afstand. Deze uitspanningen bedienden de hele regio, net als de winkel waar vrijwel alles te koop was. Van vulpenvullingen tot munitie, van brood tot kaviaar. Via ruilhandel kwam niemand tekort. De jonge walnoten eindigden in de eigen stook van een van de kasteleins. Knoflook en uien werden geruild tegen de eieren van de stationschef. Het spoor was in onbruik geraakt, de wachtkamer een kippenren.
Op de Zuidas denkt uw inktslaaf het meest aan het pad dat naar zijn huisje leidde. Met de bijl in de hand zorgde hij ervoor dat de laatste tweehonderd meter nagenoeg vegetatievrij bleef. Geen bosschage, zelfs geen boomstronk om je achter te verschuilen. In de voordeur zat een uitsparing in de vorm van een omgekeerd hart. Daar paste precies zijn dubbelloops doorheen.
Terug naar de harde westerse wereld. Uw gewezen tuinman van niemandsland had bij het postagentschap de hem toegezonden boeken van hun enveloppen ontdaan. Dat scheelde gewicht en vooral volume. Hij dacht nog even na over een opmerking van een urbane professioneel: ‘Ik ga even kijken of er niets in mijn postbus zit.’ Een gemankeerde filosoof? Waarschijnlijk eerder iets in de trant van: geen bericht, goed bericht.
De stoptrein in de richting van het huidige buitenverblijf uwer stukjesschrijver liet nog een stief uurtje op zich wachten. Hij verbaasde zich bij een van de winkels over de prijzen van shawls, handschoenen, leesbrillen en paraplu’s. Waren deze vergeetzaken bij uitstek op het station duurder? Maar dit was toch een filiaal van de Hollandse Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam?
Bij de Bruna kocht hij een krant en bekeek het aanbod van ideeënboekjes, thrillers, kookbijbels en werkjes van Bekende Mensen. In zijn tas zat een novelle van Aharon Appelfeld, een memoir van Richard Russo, een testament van Colm Tóibín en een verhalenbundel van Sjolem Aleichem. Voor iemand die Duits aan het leren is, had hij daarnaast een bij Suhrkamp uitgekomen roman van zijn initiaalgenoot gekocht. Thuis zou hij dat boek mooi inpakken.
Laten we zeggen voldaan door de aanblik van het gebodene in de kiosk, wilde hij naar buiten gaan om nog even met de verkoper van de daklozenkrant te praten, toen de poortjes bij de uitgang begonnen te piepen. Vanachter de kassa snelde een potige jongeman toe. ‘Openmaken, die tas!’ Geen ontkomen aan. Aandachtig bekeek de spierbundel de voornoemde titels. Terwijl hij uw inktslaaf aan zijn arm meezeulde, vergeleek hij ze met de stapels in de winkel. Waarschijnlijk stond hij voor het eerst oog in oog met zijn assortiment. Alleen het memoir van Russo had hij ook liggen. De vele streepjes en opmerkingen in het exemplaar uit de tas kon hij ook zo snel niet verklaren.
Meermaals moest uw inktslaaf aan de hand van de verkoper door de detectiepoortjes lopen. Eerst met en daarna zonder tas. Een visitatie bleef uit. In zijn jaszak stak weliswaar een ongecorrigeerd persexemplaar van Bad boy, maar waar het onderwerp van de nieuwe Benali overal voor veel commotie zorgt, bleven ditmaal de alarmbellen stil. ‘Aha,’ zei de verkoper. Hij had de tas omgekeerd en daar zat een niemendalletje aan vastgeplakt, een mager eerstelingetje – moge het daarbij blijven – van een huppeltje, een actrice.
Uw inktslaaf sputterde tegen. ‘Direct betalen, of ik roep de sterke arm!’ Die had de jongeman niet nodig, in zijn shirt bolden de biceps op. Zo rekende uw inktslaaf niet alleen de Russo af, maar ook alle andere titels, inclusief de Duitstalige Gerbrand Bakker en het ‘luisterboekje’ van de actrice. Contant, waarschijnlijk met een boete. Wat die BN’ers toch allemaal niet doen om onder de aandacht te komen.
Guus Bauer