Recensie: Charles Lewinsky – Tien-en-een-nacht
De wedergeboorte van de mens
De Zwitsers auteur Charles Lewinsky (1946) is in Nederland vooral bekend geworden door zijn epos Het lot van de familie Meijer en de grote roman over de filmregisseur Gerron in Theresienstadt Terugkeer ongewenst. Maar hij heeft zich als toneelschrijver en vooral als scenarist ook op de korte baan onderscheiden. Zijn meest recente vertaalde werk, Tien-en-een-nacht, is een verhalenbundel vermomd als roman en grijpt, zo moge duidelijk zijn, terug op het beroemde en nog steeds zeer gewaardeerde werk Duizend-en-een-nacht.
In het kaderverhaal van de klassieker wordt verteld hoe koning Sjahriaar wordt bedrogen. Bij dageraad wil hij na elke nacht een jonge maagd doden, maar het volgende slachtoffer, Sjahrazaad, weet zijn moordzucht met haar uitzonderlijke vertelkunst in te tomen. Dit monument voor de verbeelding bestaat uit erotische verhalen alsook schuchtere liefdesgeschiedenissen, (dieren)fabels, schelmenstreken, al dan niet imaginaire reisverhalen, sprookjes en ook het romanlange verhaal van een koene strijder en zijn zoons waarop de westerse ridderroman is gestoeld.
De Indiase en Arabische vertellingen, wegens de expliciete erotica in de oude Arabische wereld nog weleens afgedaan als orale volksliteratuur, zijn van grote betekenis geweest voor de ontwikkeling van de westerse literatuur. Vertalers uit Duitsland, Frankrijk en Engeland, pasten passages aan en voegden eigen verhalen toe. Richard Burton, de avonturier, diplomaat en ontdekkingsreiziger die leefde tussen 1885 en 1888 welteverstaan, spande daarin de kroon. Voordat hij de vertellingen van Sjahrazaad hertaalde en aanvulde, genoot hij (in het geniep) grote bekendheid met zijn expliciete beschrijvingen van het seksleven van uitheemse volken.
Charles Lewinsky knoopt losjes aan bij deze traditie. De vertelster in Tien-en-een-nacht is een in onmin, om niet te zeggen in onbruik geraakte prostitué bijgenaamd Prinses. Zij resideert in een vervallen hotel met de veelzeggende naam Palace en heeft eigenlijk nog maar één klant, een grote schurk, jawel, de misdaadkoning van de buurt. Om te voorkomen dat hij zijn buien met vuist en schoen op haar uitleeft en ook omdat ze in zijn ruwe liefdesdaad eigenlijk geen zin heeft, vertelt ze hem verhalen, voor het slapengaan als het ware. Steeds weer neemt ze zich voor om ze van tevoren te bedenken, maar meestal vergeet ze het. Gelukkig kan ze, ha, heel goed ouwehoeren en lijkt hij snel tevreden. Al kan hij door het minste en geringste abrupt van stemming veranderen.
Het gebruikmaken van een raamconstructie lijkt een gemakkelijke truc om samenhang te brengen in de meest uiteenlopende verhalen, in zoverre dat je zelfs ‘roman’ op een omslag kunt zetten.
In Tien-en-een-nacht fungeren achtereenvolgens een man die een zelfmoordenaar voor een aanstormende trein wegrukt en zo ‘verantwoordelijk’ wordt voor zijn leven, een man met een tweede hoofd in een pot op zijn dressoir, een koopman in relikwieën, de soms merkwaardige wereld van vraag en aanbod dus, een Russische emigrant die de taxikoning wordt van Manhattan en op z’n stokoude halfblinde en halfdove dag terug wil naar zijn moederland en daartoe door zijn zoon ‘voorgoed’ op een van zijn eigen veerboten wordt geparkeerd, een beambte die zelf niet doorheeft dat hij in een, overigens weinig hoopgevend, hiernamaals is beland, een misdadiger die als spijtoptant heeft getuigd en daarom met een nieuwe identiteit op een tropisch eiland wordt gedropt en daar gerust leeft nadat een plaatselijke medicijnvrouw hem een pakketje heeft gegeven met daarin zijn exacte uur van overlijden en dan nog hoofdpersonen die kunnen toveren of weten wanneer de wereld precies vergaat.
Er is zelfs een direct referentie aan het verhaal van de koopman en de djinn uit Duizend-en-een-nacht. Ook hier een machtige geest in een fles die drie wensen belooft wanneer hij wordt bevrijd. Maar niets loopt, in deze verhalen en, ahum, in het leven, zoals gepland of eerder gehoopt. Stuk voor stuk hebben de tien vertellingen een verrassend, en soms explosief, plot.
De verhalen in Tien-en-een-nacht zijn wel degelijk coherent. Ze symboliseren de (dagelijkse) wedergeboorte van de mens. Wat is identiteit, ha, werkelijk? De misdaadkoning vraagt zich op een gegeven moment af waarom hij zo graag naar de verhalen van de prinses luistert. ‘Omdat ze niet waar gebeurd zijn,’ zegt ze, ‘de werkelijkheid is gratis.’
Het is de fantasie die de dood overwint. De drang naar onsterfelijkheid. Een onmogelijk streven, dat weten we allemaal wel, maar erover dromen kan niemand verbieden. Dat is de kracht van pluriforme romans als Duizend-en-een-nacht en Lewinsky’s moderne variant. Een mens heeft nu eenmaal altijd ‘sprookjes’ nodig, wil in die zin graag bedrogen worden. De schrijver kan bij monde van de verteller en passant nog even fijntjes wat maatschappijkritiek kwijt, voor het oor van de goede verstaander. De rest stelt zich tevreden met de mooie verhaallijnen.
Guus Bauer
Charles Lewinsky – Tien-en-een-nacht. Signatuur, Amsterdam. 192 blz. € 16,95