Recensie: Vonne van der Meer – Het smalle pad van de liefde
Een verteller die het beter weet
Het smalle pad van de liefde van Vonne van der Meer begint met een krachtige proloog die ook een op zichzelf staand verhaal zou kunnen zijn. Floris zit op zijn werk als een surfvriend hem vraagt of hij ook komt. De wind is perfect en alles in Floris wil naar zee, maar hij is aan het werk en hij heeft zijn vrouw beloofd niet na 1 november te surfen. De gevaren zijn dan te groot. Met de komst van hun drie kinderen is hij ook vanzelf voorzichtiger geworden. Vandaag, op hun zevenjarige trouwdag, besluit Floris echter gehoor te geven aan de lokroep van de stormachtige wind. Françoise gaat hem uren later met hun drie kinderen zoeken, als hij veel te lang op het water blijft. Dan slaat het noodlot toe. Niet bij Floris, waar de lezer het verwacht vanwege de barre weersomstandigheden en de versleten touwtjes aan zijn zeil, maar bij zijn jongste, zijn zoon Björn. De wind krijgt de buggy in een onbewaakt ogenblik te pakken, gaat ermee vandoor tot die omklapt. Björn overleeft de smak tegen de stenen niet.
Vonne van der Meer weet in een paar zinnen een overtuigend personage neer te zetten, met zijn twijfels en met zijn drang om gehoor te geven aan het ervaren van vrijheid. Je zit onder de huid van Floris. Zo dichtbij als je in dit verhaal bij de hoofdrolspeler komt, kom je zelden in het echte leven. Helaas is deze ijzersterke proloog niet de opmaat tot wat komen gaat in de rest van de roman. De grootste zwakte is de verteller die al in het begin van het eerste hoofdstuk geforceerd inbreekt in het verhaal.
Zinloos de gruwelijke details te beschrijven. Kijk niet om, als de vrouw van Lot naar haar brandende stad. Het staren naar ongeluk dat we niet hebben kunnen verhelpen, zal ons afstompen.
Geregeld komt de schepper van de roman terug om een en ander van bovenaf te duiden. Nu eens om aan te geven dat we zeven jaar verder zijn, dan weer om te melden dat het verhaal op dat moment een heel andere wending had kunnen nemen, een evenwichtiger verhaal had kunnen worden. Deze interventies verhinderen een zorgeloze betrokkenheid van de lezer bij de vier hoofdpersonen Floris, Françoise, Pieter en May, want ze dwingen tot het nemen van afstand.
Floris en zijn vrouw Françoise besluiten na het ongeval hun huis te verkopen en in de Auvergne te gaan wonen, in de buurt van familie van Françoise. Ze hopen daar een nieuw leven te kunnen opbouwen met hun twee dochtertjes. Ook al verwerkt ieder het verdriet (en het daaronder schuilende zelfverwijt) op zijn eigen manier, toch blijft hun huwelijk goed. Zeven jaar later komt daar verandering in, als hun vrienden May en Pieter de zomervakantie bij hen doorbrengen. Floris en May worden verliefd op elkaar en zetten alles in het werk om ieder dag stiekem samen te kunnen zijn. Er is sprake van een onontkoombare aantrekkingskracht tussen de twee:
In die eerste dagen van wat toen alleen nog maar een flirt bleek, bleken ze zich voortdurend in dezelfde ruimte te bevinden, alsof de grond onder hun voeten een tikje scheef liep en zij wel dezelfde kant op moesten rollen.
De kracht van deze roman schuilt in de originele beeldspraak en in de grondige kennis van de beweegredenen van individuen. Met slechts een paar woorden weet Vonne van der Meer wanhoop, verliefdheid, zelfverwijt of verdriet te schetsen. Als Floris en May al een paar dagen aan het flikflooien zijn, verwoordt ze Françoises intuïtie als volgt:
Françoise voelde een dreiging die ze niet begreep. Het was alsof ze rook dat haar echtelijk bed niet meer veilig was, nu Floris daar ’s nachts vaak lag te woelen. (…) Françoise werd iedere dag besprongen door weer een nieuwe angst. Omdat ze de oorzaak niet kende, zocht haar paniek steeds een andere uitweg.
Het negende hoofdstuk is het tweede ijzersterke gedeelte in de roman. De natuur speelt ook hier weer een dwingende rol. Floris en May gaan op een kanotocht, waar een waterval hun idylle wreed verstoort. Dit hoofdstuk vormt de crux van de roman. Niet alleen bevindt het zich compositorisch in het midden van de zeventien hoofdstukken, maar in dit hoofdstuk deelt Floris zijn diepste gevoelens met May.
Als hun vakantie erop zit keren May en Pieter terug naar Nederland. De aandacht ligt in het deel dat volgt vooral bij May. Zij zoekt een manier om met zichzelf in het reine te komen. Via een bevriende non, met wie ze vooral schriftelijk communiceert, ontwaakt bij haar een religieus bewustzijn. De in de roman ingevoegde brieven komen behoorlijk moralistisch over. Het lijkt erop dat de verteller ook bij de lezer spiritualiteit wil doen ontwaken. Het is al uiterst lastig om (niet-gelovige) lezers te betrekken bij het mysterie van het geloof, maar door de moralistische gedichten en de grote hoeveelheid uitleg over geloofskwesties, komt het niet binnen bij de lezer. Sterker nog, de spirituele drijfveren van May blijven ongeloofwaardig. Zonder de beschouwende interventies van de verteller en de te opzichtige prediking in de brieven en in de ingelaste gedichten van Czeslaw Milosz, zou er wellicht wel een roman staan die inhoudelijk overtuigt. Nu beklijven enkel de proloog en de eerste negen hoofdstukken.
Miriam Piters
Vonne van der Meer – Het smalle pad van de liefde. Atlas Contact, Amsterdam. 218 blz. € 19,95.
Zie ook het interview dat Bastiaan Tuenter Vonne van der Meer eerder dit jaar afnam.