Erfgoed

Wat mij van de ouders van mijn vader aan tastbaars rest, op enkele foto’s na, zijn een eierdopje van Delftsblauw, waarvan een klein stukje uit de rand ontbreekt, en een lederen doosje, gevoerd met groen satijn, dat ooit bestemd was om boordenknoopjes in te bewaren. Ik vind het allebei mooie voorwerpen, sierlijk van vorm en vervaardigd van gedegen materiaal, ‘tijdloos’ is hier het woord. Het dopje lijkt handbeschilderd en is al sedert generaties in de familie, ongetwijfeld via de lijn van mijn grootmoeder, die stamde uit een antiek joods advocatengeslacht. Ik gebruik het dagelijks en om het volledig tot zijn recht te laten komen eet ik veertien eieren per week. Ooit heeft mijn moeder mij verteld dat het deel uitmaakte van een uitgebreid en op raadselachtige wijze verdwenen ontbijtservies, waarvan het nu nog het enig overgeleverde stukje is. Waar alle andere delen gebleven zijn zal wel nooit opgehelderd worden, maar als iemand het mij vertellen kan, houd ik mij aanbevolen en haal ik alles wat er nog van over is terug, goedschiks dan wel kwaadschiks, eventueel uit het verre Duitsland. Maar meer nog dan een plunderende edelgermaan verdenk ik de Amsterdamse politiefunctionaris Muytjens, die op 15 mei 1940 in het stille huis aan de Cliostraat 29-I de aldaar ontstane situatie opnam en zijn dagrapport dienaangaande besloot met de vier woorden: Lyken blyven in woning. De lijken wel, maar het huisraad niet, heeft hij vermoedelijk gedacht.

Ik behandel dit gehavende gebruiksvoorwerpje met zorg en met de verschuldigde eerbied en alleen ik mag het hanteren, al gaat dat vanwege mijn solitaire levenswijze zo goed als vanzelf. Wanneer mijn kinderen bij mij zijn, zet ik bij het ontbijt voor ieder een speciaal voor hen bij IKEA aangeschaft glanzend dopje neer, felgekleurd en in modern Zweeds design. Zij vinden dat ouderwetse eierdopje eigenlijk maar een lelijk ouderwets eierdopje, maar ik vind het juist een heel mooi ouderwets eierdopje, waarbij de beschadiging het nog een toegevoegde waarde verleent, zoals ook een gevouwen of verkreukelde foto als herinnering meer uitdrukt dan de afbeelding alleen en zoals het ook gemakkelijker is om van littekens en rimpels te houden dan van botox of implantaten.

Het lederen doosje is rechthoekig van vorm en door de tijd niet te verwoesten, heel anders dan mijn grootvader zelf, die pas zesenvijftig was toen hij met zijn vrouw en een van hun zoons niet naar de Nieuwe Wereld vluchtte, zoals geboden was, maar naar de andere, to that undiscovered country from whose bourn no traveller returns. Enkele reis heen. Niet uitweek naar Amerika, zoals Albert Einstein, of naar Engeland, zoals Sigmund Freud, maar naar het land der Engelen, dat niet bestaat.

        Dit doosje is waarlijk een kunststukje van leerbewerking en een mooi souvenir uit een andere tijd. Je kunt er kleine voorwerpen in bewaren, zoals trouwringen en een horloge zonder band, dat nog van je vader is geweest, en een overgebleven fiche van twintig frank, uit het casino van Namur, en twee gouden oorknopjes van je moeder, en enige tekenpennetjes, waarmee je vroeger schreef in Oost-Indiese inkt, nog voor je aan de vulpen Excalibur de voorkeur gaf, met door jouzelf op kleur gemengde inkt. Het is een mooi doosje, waarin je ook je eigen manchetknopen kunt opbergen, zoals de mijne, meer uit solidariteit dan uit noodzaak.

L.H. Wiener

[Bovenstaande tekst betreft een voor de gelegenheid ingekort fragment uit mijn boek Shanghai Massage, pp. 146-8. Het gehele fragment is in bibliofiele vorm uitgegeven door antiquariaat Hinderickx en Winderickx. Uitverkocht.]