Column: Guus Bauer – Kleine Hersenen 5
Kleine Hersenen V
Uw inktslaaf brengt in herinnering dat hij op weg naar een drietal lezingen met twee koffers boeken van pakweg vijftig kilo elk in het halletje van de verkeerde trein zat. ‘Pas in Leiden kunnen we overstappen,’ zei de grootste schrijver van Nederland (en omstreken) die hem vergezelde. Op het stoeltje naast hem was iemand langdurig aan het telefoneren. Over de v … v … v … voor b … b … bereid … d … ding v … v … van een b … b … b … langrijke v … v … v … v … ver … g … g … gadering die hij m … m … m … moest v … v … v … v … voor p … p … pot v … v …
Net toen uw ongelukkige en dus (nog) sneller dan normaal geïrriteerde uitgever wilde suggereren dat de woorden zingen misschien zou kunnen helpen, stond de man op en zei met volle kracht: ‘potverdomme, voorbereiden en voorzitten’. Kennelijk had hij een stemverheffing en een krachtterm nodig. Dat kon een interessante meeting worden. Geen omfloerste verwijten, maar duidelijke taal. Konden we de vergadering maar bijwonen, het liefst ongezien.
Het deed denken aan een boetiekhouder in het verre verleden toen uw inktslaaf werkte bij een krantenkiosk in dezelfde straat. Overigens eigendom van de uitgever Coen P. die uitsluitend blauwe titels uitgaf, in de zin dat de omslagen hemelsblauw waren. Daar had de Blauwe Bauer goed ingepast. (uitgever Coen Pranger, om misverstanden te voorkomen.) De modekoning leed aan de ziekte van Gilles de la Tourette. Hij werd er wel van verdacht dat hij zo nu en dan de tics en de scheldkanonnades overdreef. Radicalere types beweerden dat hij de hersenaandoening voorwendde ter lering ende vermaeck.
Zo kwam er een keer een chique madam in zijn winkel, een nieuwe rijke van het ergste soort die alom bekend stond als uiterst lastig. Nadat ze misschien wel dertig verschillende jurkjes – zij noemde ze overigens ensembles – had gepast, vroeg ze om de eigenaar. Zonder zijn hulp kon ze niet beslissen. Ze trok een glitterjasje aan en vroeg zijn mening. ‘Enig mevrouw,’ zei hij, terwijl zijn mond vreemd vertrok en zijn oogleden snel open en dicht gingen, alsof hij aan de andere klanten, de winkelmeisjes en het bij toeval aanwezige kioskhulpje vette knipogen uitdeelde. Doorgaans een waarschuwing voor een woede-uitbarsting.
‘U moet wel eerlijk zeggen wat u ervan vindt,’ teemde de madam, onderwijl haar kont voor de spiegel heen en weer draaiend. Het gezicht van de boetiekhouder vertrok in allerlei grimassen. Met luide stem zei hij ‘Viiiiiiiiiiiiiiiiieeeessss’. Waarvoor zou hij haar uitmaken. Vieze wat? ‘Keuuuuuuuuuu,’ liet hij erop volgen. Vieze kut dus? ‘Viiiiiiiiiiisssionairrr,’ ontsnapte hem op hoge toon. Hij sloeg zich een paar keer met de vuist flink hard op z’n borst ‘Keuuuuuuuuuurig.’ Keurig, dus. Ofwel de man had de ziekte echt, of hij was een komediant van de buitencategorie.
Na de leesclubavond keerden de twee literaire vrienden spoorslags terug met vrijwel dezelfde tarra in de koffers. Na veel soebatten waren er misschien tien boeken verkocht, veelal tegen gereduceerd tarief. Op het station bleef nog een klein uur over om wat te eten. ‘We moeten beslist de laatste trein halen, weet u zeker dat u het dagmenu tijdig kunt serveren?’ ‘Absoluut meneer! Geen enkel probleem.’
Een kwartier voor uur nul, stonden de borden op tafel te dampen. Uitgever en auteur hebben beide op een internaat gezeten en kunnen dus maaltijden snel wegwerken. (Met de arm rond het bord, zodat niemand iets kan pikken.) Gelukkig betrof het hier een groentestamp. Met in elke hand een lepel, baggerden ze zoveel mogelijk boerenkool naar binnen. Toen de toegangsdeur van de trein openging, wilde uw inktslaaf met een ferme ruk de twee koffers binnenwerpen. Meteen lag hij achterover met slechts nog de hengels in zijn handen en nog wat boerenkool in de mondhoeken. Een beer van een vent, type boerenzoon, boog zich over hem heen. ‘G … g … g … gaat u … u … ut … w … w … wel? U z … z … ziet g … g … g … groen?’ Hij hielp uw gevallen held overeind en zette, schijnbaar zonder moeite, de bagage eenhandig in de trein. Uw inktslaaf was wat aangeslagen en zei: ‘G … g … g … geweldig. B … b … b … bedankt.’ De spierbundel glimlachte. Een lotgenoot, dacht hij waarschijnlijk.
Guus Bauer