Interview: Janneke Holwarda over Maan op de heenweg
‘Door het kind haar eigen stem te geven voelde ik me niet langer verantwoordelijk’
In Maan op de heenweg, de tweede roman van Janneke Holwarda, volg je het meisje Dirkje dat in een gezin opgroeit met haar drinkende en flirtende moeder Aly en een vader die uiteindelijk het huis ontvlucht. De enige die zich staande weet te houden is Dirkje die ook nog de zorg voor haar jongere zus op zich neemt.
Helemaal op het einde van je boek schrijf je: ‘Met dit boek heb ik het kind dat mijn moeder is geweest een stem willen geven.’ Waarom wilde je dat?
Op het moment dat ik aan de definitieve versie van dit boek begon realiseerde ik me dat ik het kind dat mijn moeder was geweest, niet kende. Ik had geen idee hoe haar kinderstem had geklonken, hoe ze sprak, wat ze zei. Ik heb een vertaalslag willen maken van de stem van mijn moeder die vertelt over haar jeugd, naar de stem van het kind dat midden in haar eigen verhaal staat. Daarnaast vond ik dat mijn moeder als kind zo weinig gezien en gehoord was, dat ik haar graag met terugwerkende kracht stem wilde geven.
Heb je met je moeder veel over het verelden gesproken?
Mijn moeder sprak niet veel over vroeger, en ik vroeg er niet naar. Ik groeide op in de veronderstelling dat mijn moeder alleen een vader had, mijn opa. Een oma was er niet. Dat was een gegeven. Toen ik dertien was kwam er een overlijdensbericht. Bleek er wel een oma te zijn geweest, had mijn moeder me nooit verteld. Pas daarna leerde ik stukje bij beetje het verhaal over de jeugd van mijn moeder kennen. Het was een verdrietig verhaal. Toen ik mijn moeder een paar jaar geleden vertelde dat ik er een boek over wilde schrijven, zei ze: ‘Dat wordt geen vrolijk boek.’
Je hebt niet gekozen voor je eigen perspectief om van daaruit het verleden van je moeder te onderzoeken, maar voor het kinderperspectief van je moeder.
In eerste instantie schreef ik vanuit een personaal perspectief, maar het werd te sentimenteel, te soft. Door dat perspectief had ik te weinig afstand tot het verhaal, al schrijvende kroop ik in de rol van een soort plaatsvervangende moeder voor het kind Dirkje.
In die tijd leefde mijn moeder nog. Ze woonde in een verzorgingshuis, haar wereld werd kleiner, maar haar geest was nog helder. Ik las haar af en toe wat voor. Dan zei ze: ‘Ja, zo zou het gegaan kunnen zijn.’ Mijn moeder formuleerde altijd tactisch. Maar eigenlijk zei ze: ‘Zo was het niet.’ En dat klopte natuurlijk ook. Ik wilde een roman schrijven en daarvoor moest ik ‘de waarheid’ geweld aan doen. In de ogen van mijn moeder deugde haar moeder domweg niet. Maar voor het boek wilde ik inzicht geven in de drijfveren en beweegredenen van Aly, ik leefde me in in een vrouw die in 1894 als bastaard ter wereld kwam; wat betekende dat, hoe ging de christelijke moeder van de bastaard daarmee om, hoe reageerde de omgeving. Die vragen had mijn moeder zich begrijpelijkerwijs niet gesteld.
Eind 2010 brak mijn moeder haar heup, ze was 91, ze werd geopereerd maar ze herstelde niet, ze lag in bed, kwam er niet meer uit, ze vermagerde. Aan het eind van haar leven, ik voerde haar lepeltjes perengelei, zei ze tegen mij: ‘Nee moeder, eet u dat zelf maar op.’ Op dat moment hoorde ik voor het eerst de stem van het kind dat mijn moeder was geweest. Vastbesloten, gedecideerd, eigenwijs, helder en zelfverzekerd.
Een jaar na haar overlijden heb ik het manuscript weer opgepakt, ik heb het teruggebracht tot een derde van de omvang en ben het opnieuw gaan schrijven vanuit het perspectief van het kind, in de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd. Door het kind haar eigen stem te geven voelde ik me niet langer verantwoordelijk, maar kon ze haar eigen weg gaan. Ik kon haar loslaten, ze was een slim zelfstandig kind dat heel goed kon dealen met de moeilijkheden die op haar pad kwamen. Het was niet langer een sentimenteel verhaal, omdat een kind zijn eigen situatie nu eenmaal niet sentimenteel beoordeelt. Voor het kind is er maar een werkelijkheid, ze kent geen andere, dus daar doet ze het mee.
Er bestaat een band tussen Dirkje en haar grootmoeder. Die grootmoeder heeft nog een man in huis die Resort heet. Het lijkt of zij drieën meer zien dan de rest. Hint je op iets metafysisch?
Resort, de bediende in het pension dat Dirkjes grootmoeder pacht, komt uit Nederlands Indië, hij heeft een schat aan kennis over kruiden en bovennatuurlijke krachten meegebracht, hij ziet dingen die gewone mensen niet waarnemen. Dirkjes oma, die in haar eentje haar (bastaard-) dochter opvoedt, heeft veel steun aan hem. Zij is goed voor Resort en Resort is goed voor haar. Daar hebben ze geen woorden bij nodig. Het kind Dirkje heeft een grote nieuwsgierigheid, ze ziet, hoort en weet dingen die een kind eigenlijk niet kan weten. De eerste jaren van haar leven brengt ze door in de geheimzinnige wereld van Resort, de christelijke wereld van haar grootmoeder en de wereldse wereld van haar ouders. Dat geeft haar een aantal hulpbronnen waarmee ze het later in haar leven kan redden en die maken dat er voor Dirkje niet snel iets ‘vreemd’ is. Zij maakt waar nodig ook gebruik van dingen die niet voor iedereen waarneembaar zijn.
Wat is voor jou het belangrijkste van het verhaal: de ontwrichting van het gezin of de kracht van een meisje om haar eigen weg te vinden?
De vraag waarom de ene mens zijn leven lang blijft worstelen met de gevolgen van een verwaarloosde jeugd en de ander in staat is dat lot te keren heeft mij altijd geïntrigeerd. In het verhaal van mijn moeder heb ik dat antwoord gevonden in de eerste jaren waar ze in het pension van haar oma woont. Daar heeft ze precies genoeg meegekregen om het te kunnen redden. Naast een genetisch bepaald optimisme moet daar een veilige basis zijn gelegd.
In deze roman vond ik die vraag belangrijker en vormt het gegeven van de ontwrichting van het gezin het decor waartegen ik dat verhaal laat spelen.
Is het belangrijk voor je dat je de hobbel van het tweede boek hebt genomen?
Ik heb de voor veel schrijvers bekende moeite gehad om een tweede roman te schrijven. De eerste was me min of meer overkomen, de tweede wilde ik te graag, ik was te eager, het moest anders, beter. Ik heb twee manuscripten voltooid die terecht niet gepubliceerd zijn. Pas toen ik besloot het los te laten – er hoeft geen boek te komen, maar ik wil wel schrijven – ontstond er ruimte om dit boek te schrijven. Het heeft me als schrijver opgeleverd dat ik meer ben gaan vertrouwen op mijn manier van werken, veel en associatief schrijven en daarna het manuscript wegleggen, laten rijpen, afstand nemen om het pas na een tijd weer op te pakken en te bewerken.
(CP)
Janneke Holwarda – Maan op de heenweg. Marmer, Baarn. 158 blz. € 16,95.