Recensie: Knut Hamsun – Hoe het groeide
De boer en zijn land
Hoe het groeide (Markens Grøde (1917)) van Knut Hamsun verdient meer aandacht dan alleen een uitgave door de Nederlandse Boekenclub uit 1959. Dat Knut Hamsun (1859-1952) vooral bekend is als de schrijver van Honger, Mysteriën, Pan en Victoria (en natuurlijk vanwege zijn sympathie voor Nazi-Duitsland) is maar ten dele terecht. Hoe het groeide is provinciale wereldliteratuur.
In Hoe het groeide leren we selfmade boer Isak kennen. ‘Sterk en grof gebouwd’ is Isak; ‘hij heeft een roestrode baard en kleine littekens in het gezicht en op de handen’ en is op zoek naar een stuk land om van te kunnen leven. Over het verleden van Isak komen we niets te weten. Hij loopt ineens het landschap binnen en dat landschap is nog min of meer woest en ledig:
Dat lange, lange pad, dat over de moerassen en door de bossen loopt, wie heeft dat gebaand? De man, de mens, de eerste die hier kwam. Vóór hem was er geen pad. Later volgde een of ander dier de flauwe sporen over droge vlakten en moerassen en maakte ze duidelijker; en weer wat later merkte een of andere Lap het pad op en begon het te gebruiken wanneer hij van de ene berg naar de andere moest om naar zijn rendieren te kijken. Zo ontstond het pad over de gemene weidegronden, die niemands eigendom zijn, -het land zonder eigenaar.
Een man van weinig woorden is Isak en wat hij zegt (‘Goede hemel, ja…’) getuigt niet meteen van een rijk zielenleven. Hij is een mens uit een stuk die naast zijn werk geen verlangens lijkt te hebben. Hij ontgint, ploegt en bouwt, leest geen boeken en heeft ontzag voor de natuur. Hamsun beschrijft de godvrezende boer met lichte spot maar maakt hem niet belachelijk.
In abstracte, bijna bijbelse taferelen vertelt Hamsun hoe Isak in korte tijd op ‘het land zonder eigenaar’ een hut voor zichzelf en zijn geiten weet te maken. Hij zoekt alleen nog een vrouw want hij heeft dieren en ‘niemand…die ze verzorgen kan.’ Op een dag komt Inger en zij blijft. Samen met haar krijgt hij twee zonen, Eleseus en Sywert. Eleseus twijfelt tussen de stad en een leven op het land en vertrekt uiteindelijk naar Amerika. Sywert wordt net als zijn vader boer. Inger krijgt ook nog een dochter maar vermoordt haar als ze ziet dat ze net als zijzelf een hazenlip heeft. Als de kindermoord uitkomt, wordt Inger gearresteerd en gevangen gezet in Trondheim. Haar plaats wordt tijdelijk ingenomen door Oline, die Isak besteelt en het huishouden verstoort.
Er komen boeren in de omgeving wonen, er wordt koper in een berg gevonden en de beschermengel van Isak en Inger, de voormalig burgemeester komt regelmatig langs om ze te helpen en te voorzien van nieuwe apparaten om het land makkelijker te kunnen bewerken. Maar in de wereld van Isak bestaat er geen groter zinvol verband dan zijn werk op het veld en de enkele voorbijgangers. Het leven van de nieuwe buren spiegelt het leven van Isak: ze doen het allemaal beduidend minder goed dan Isak, want ze zijn lui en gemakzuchtig. Net als in alle boerenromans is ook in Hoe het groeide het kwaad -dat van buitenaf komt- de oorzaak voor de veranderingen in de personages. Naast de stad krijgt ‘de Jood’ in veel boerenromans de schuld. In het geval van Hamsun is het ‘de lap’:
Een lap bedelt heel ootmoedig, maar als hij niets krijgt, wordt hij wraakzuchtig en dreigt.
Tijdens de derde zwangerschap van Inger komt er een Lap op bezoek die een haas in een zak bij zich heeft. Wat volgens bijgeloof een hazenlip tot gevolg heeft. Ook de afkeer van de moderne tijd en de verheerlijking van de natuurmens maakte dat boerenromans natuurlijk bijzonder geschikt waren als drager van het nationaal-socialistisch gedachtegoed. Een stuk op Nobelprize.org (Hamsun kreeg in 1920 de Nobelprijs voor Hoe het groeide) wijst er op dat Hamsun’s gehele oeuvre, maar vooral Hoe het groeide doordrongen is van de gedachte dat ‘man’s only fulfilment lies with the soil.‘
Als Inger terugkomt uit de gevangenis zijn haar manieren ‘stads’ en heeft ze leren lezen en schrijven en dat verandert haar verhouding met Isak onherstelbaar. Het idyllische leven van de boer wordt gecompromitteerd door het verderf uit de stad. Toch stoor je je bij Hamsun gek genoeg minder aan deze nogal simpele voorstelling van zaken dan bij epigonen van de boerenroman. Hamsun beschrijft het zo vanzelfsprekend dat je het gewoon aanneemt. Al wordt de kindermoord iets te opzichtig (in een ander gezin) herhaalt en neigt Hamsun af en toe naar pamflettistische literatuur, toch blijft de roman dankzij de schijnbaar achteloze stijl nog altijd overeind.
De meeste boerenromans gaven op het moment van verschijnen (vaak begin van de eeuw, meestal in het interbellum, maar het genre had zijn oorsprong in de oudere dorpsnovelle) al een beeld van de wereld die niet meer bestond (en nooit bestaan had), en hebben nu meer weg van onhandig gesitueerde kluchten dan van een roman. Dat is bij Hamsun niet het geval. Hoe het groeide beschrijft wel een idylle maar die wordt je niet opgedrongen. Isak is voor Hamsun duidelijk de hoop der natie: als iemand het zou kunnen, dan moet het wel een man als Isak zijn; een gezonde, hardwerkende jongeman, die om half zes ‘s ochtends uit bed komt om te doen wat god van hem vraagt en die het bijltje er niet zomaar bij neergooit. Vrolijk wordt je er niet van en het schijnt dat Hamsun zijn roman als een waarschuwing aan de jongere liberale (kapitalistische) generatie heeft omschreven, maar daar hoef je je nu natuurlijk niets van aan te trekken. De laconieke beschrijvingen van de rauwe natuur waarin een boer probeert te overleven zijn onovertroffen.
Alleen al omdat de (vertaalde) titel suggereert dat we hier op zijn gunstigst te maken hebben met een tweederangs streekroman zou het goed zijn als er een nieuwe vertaling verschijnt van dit boerenepos.
Rieuwert Krol
Knut Hamsun – Hoe het groeide (Oorspronkelijke titel Markens grøde, Nederlandse vertaling van Margaretha Meyboom, Inleiding van Greta Baars-Jelgersma.), Nederlandse Boekenclub Den Haag/Hasselt: Pantheon der winnaars van de de Nobelprijs voor de literatuur, 1959.
Een terechte aanzet Knut Hamsun en markens gröde naar voor te schuiven.