Feuilleton: De Jobsiade – Dertiende hoofdstuk
Dertiende hoofdstuk
Hoe Hieronimus aankomt op de universiteit en zich vlijtig op de theologiestudie werpt.
- Hieronimus liet na zijn arriveren
Zich stante pede immatriculeren,
En gold vanaf datzelfde moment
Als theologiestudent.
- Mitsgaders er op universiteiten
Studenten van allerlei nationaliteiten
En uit diverse streken plegen te zijn,
Jonge en oude, groot en klein,
- Waren er hier ook dienovereenkomstig
Vele uit diverse streken afkomstig,
En jaarlijks kwamen er nog heel wat bij
Om te studeren van allerlei,
- Bij voorbeeld Rechten en Godgeleerdheid
En Medicijnen en Wijsbegeertheid
Of wat men nog verder noodzakelijk acht
Om het later tot iets te hebben gebracht.
- Maar de meeste, in plaats van te studeren,
Deden enkel hun geld verslempereren,
En waren slechts in voor plezier en jolijt,
En zo verstreek hun kostbare tijd.
- Kortom, hij vond snel talrijke maten
Die net als hij het studeren haatten,
En ging met hen permanent aan de zwier
Alsof hij vanouds bekend was hier.
- Hij en zijn academische kornuiten
Zetten geregeld de flosculi buiten,
Want meestal werd tot diep in de nacht
De tijd al pimpelend doorgebracht.
- Wijn, bier en tabak waren zijn leven,
En menigmaal heeft hij zijn stem verheven,
Wanneer hij als een luid schallende gong
Het Gaudeamus igitur zong.
- Hij gold in die tijd bij de meeste mensen
Als student annex losbol par excellence;
Ging daarbij als Draufgänger danig te keer,
En verwierf zodoende veel aanzien en eer.
- Pedel, brave burger, politieagenten
(Gedrieën gehaat bij de meeste studenten)
Kregen van Hieronimeus
Regelmatig een tik op hun neus.
- Hij maakte hen woest met zijn nare streken
Of probeerde de draak met hen te steken,
En stond er dan schaamteloos lachend bij,
Alles uit pure flinkdoenerij.
- Een zomer lang werd door hem paard gereeën,
En ’s winters zag je hem dagenlang sleeën;
Geen pleziertje was hem te klein of te groot
En hij deed alles wat God verbood.
- Zo heeft hij in de naburige dorpen
Op dorpsschonen vurige blikken geworpen,
Waar zij ook meestal voor vielen, want
Gewilligheid siert het platteland.
- Ook heeft hij ’s nachts vaak een ruit ingeslagen
En hield hij ervan eerstejaars te plagen
Hij speelde biljart, kaart en domino,
Maar werd niet erg veel geleerder zo.
- Hij lag permanent overhoop met zijn vrinden,
Was steeds overdag in de kroeg te vinden,
Maar kwam wel om de twee maanden éénmaal
Ter afwisseling in de collegezaal
- Schuldeisers lachte hij vierkant uit en
Zei dat ze naar hun geld konden fluiten,
Heeft geen van hen ooit iets terugbetaald.
En nog allerlei streken uitgehaald.
- Hij versjacherde grif al zijn boeken en kleren
Om overvloedig te kunnen souperen,
Je vond kortom niemand, wijd en zijd,
Die hem overtroefde in joligheid.
- Wel heeft hij zo menige straf opgelopen
En moest met arrest een en ander bekopen,
En bijna had de pedel hem terecht
Voor eens en voor altijd de toegang ontzegd.
- Drie jaar achtereen leidde hij dit leven,
Heeft vaak zijn ouders om geld geschreven
En aan al die brieven veel zorg besteed,
Opdat ze niet merkten wat hij echt deed.
- Hoezeer hij in dezen viel te prijzen
Zal het volgende hoofdstuk uitwijzen:
Het toont zijn vaardigheid als scribent,
Dus brei ik aan dit hier snel een end.