Feuilleton: De Jobsiade – Negentiende hoofdstuk
Negentiende hoofdstuk
Hoe Hieronimus kandidaatsexamen deed en hoe het hem daarbij verging.
- Van het besluit werd niet meer afgeweken,
Zodoende kwam reeds na enkele weken
De examencommissie bij elkaar
Voor Hieronimus’ examen aldaar.
- Maar de angsten die hem begonnen te plagen
Naarmate die dag begon te dagen,
Alsook zijn daardoor gekwelde gelaat
Begrijpt geen lezer adequaat.
- Die te schilderen zal ik dus maar laten
En zo kwam het ergste en meest gehate
Uur steeds dichterbij van lieverlee.
O arme Hieronimus, wee!
- Noem mij nu, meisje Muze, de namen
Van de geestelijke heren die op het examen
Verschenen zijn van alle kant,
Uit de verste hoeken van Schwabenland.
- Daar was ten eerste de Herr Inspector,
Sterk in de leer als een tweede Hector,
Een forse dikzak bovendien,
Die het inspectoraat goed was aan te zien.
- Hij was in elk opzicht een man van gewicht en
Hij vervulde ambtshalve zijn zware plichten
Geduldig en met een blij gemoed,
Ook at en dronk hij dagelijks goed.
- De geestelijke assessor was de tweede,
Een man wat schriel van lijf en leden,
Die echter qua lengte met gemak
Boven de inspecteur uitstak.
- Hij bedreef naast zijn geestelijke liefhebberijen
Ook een soort van keuterboerderijje
En dronk alleen bier en slechte wijn
Want de oogst was gewoonlijk klein.
- Dan de heer Krager, een man op jaren,
In de kerkvaders buitengewoon ervaren,
Die hij zo vaak als maar mogelijk
Citeerde als bewijs van zijn eigen gelijk.
- Dan de heer Krisch, zo kuis als Jezus,
Uitblinkend in sterke exegezus,
En die eerder boven- dan onderdee
Voor de beste Zuid-Duitse dominee.
- Dan de heer Beff, een gedegen linguist &
In doen en laten nogal een christen,
Gevreesd om zijn saaiheid en monotonie,
Maar op beste voet met de orthodoxie.
- Dan de heer Schrei, een prima sprekerd,
In kerk en gezelschap hoogst zelfverzekerd,
Hij deelde in vrolijke harmonie
Het bed met de kokkin van zijn pastorie.
- Dan de heer Plotz, een man als een engel,
Als puber ooit een geduchte bengel,
Maar sinds zijn beroeping voor n.l. tam,
En sedertdien zo vroom als een lam.
- Hij kon zijn gemeente een liedje zingen
Van zonden en wereldse aanvechtingen,
En deelde, als hij in de stemming was,
Alom straffen uit, te onpas en te pas.
- Dan de heer Kessler, van ijver blakend,
Met straffe hand over zijn schaapjes wakend,
Al was er soms in zijn kudde helaas
Ook af en toe een bok de baas.
- Hij was heel dikwijls, om hen te beleren,
Gedwongen veelvuldig te procederen,
Want qua rechtskennis was hij inderdaad
De evenknie van de beste advocaat.
- Behoudens bovengenoemden kwamen
Er nog meer geestelijke heren op het examen
Die ik niet allemaal man voor man
Met naam en toenaam noemen kan.
- Toen nu de gehele geestelijke ronde
Zich voltallig aanwezig had bevonden,
Nam men ad prolegomena’s
Rondom de grote tafel plaats.
- Hieronimus trad nu vol onbehagen
Voor de verzameling witte kragen
Als een weldra te slachten vee.
O wee! O wee, Hieronime!
- Eerst informeerden de examinatores
Naar zijn antecedenten en mores
En of hij een testimonium
Van zijn studietijd kon tonen hun.
- Hieronimus, hierin nog zonder ervaring,
Gaf de inspector de gevraagde verklaring,
Die hem dadelijk ging lezen dus.
O wee! O wee! Hieronimus!
- Want al was die tekst (zoals reeds vermeld)
In het Latijns en het Grieks gesteld
En daarom een moeizame lectuur,
Kreeg Hieronimus toch het zuur,
- Want de inspecteur had helaas de gymnasiale
Vaardigheid die te kunnen vertalen,
Terwijl de anderen tot hun spijt
Niet beschikten over die vaardigheid.
- Om u, lezer, breed te informeren,
Wil ik dat bij dezen documenteren
En schrijf ik hier compleet voor u uit
Hoe die tekst letterlijk heeft geluid:
- Eerst de naam en de titels van de geleerde
Die in drie hoofdletters de geïnteresseerde
Lezer toesprak, wensende hem,
De Lectori, een Bene Salutem!
- Gelet op het feit dat drie jaar te dezen
(en enige weken) alhier is gewezen
De heer Hieronimus Jobsius
Als Theologiae Studiosus,
- En mij heeft laten weten, ter plekke,
Voornemens te zijn te willen vertrekken
En mij verzocht heeft bovendien
Hem van een getuigschrift te voorzien,
- Wil ik hem hetzelve niet misgunnen,
En verheug ik mij verklaren te kunnen
Dat hij zich per semester éénmaal
Vertoond heeft in de collegezaal.
- Of hij zich privatim op zekere tijden
Nog aan zijn studie heeft willen wijden
Verraadt hem zijn eigen geweten wellicht,
Maar ik schrijf dat niet in dit bericht.
- Ook onder zijn verdere activiteiten,
Is er niets dat in zijn voordeel kan pleiten,
Maar daarvan rep ik nochtans niet,
Gelijk de naastenliefde gebiedt.
- Ik hoop dat zijn toekomstige leven
Hem nog veel voldoening moge geven;
De hemel lichte hem voor en bij,
Opdat hem veel goeds beschoren zij.
- Die lezing was een geheel onverwachte;
En dat Hieronimus er niet om lachte,
Toen dit zo openlijk werd gezegd,
Dat hoeft niet te worden uitgelegd.
- Gelukkig bleek er nog niets verloren
En hielden de heren de hand voor hun oren,
Ze toonden erbarmen, waarop voornoemd
Getuigschrift eenstemmig werd geroemd.
- Immers, ze hadden in het verleden
Als student ook vele ondeugendheden
Bedreven en toonden zich daarom coulant,
En wendden zich nu tot de examinand.
- Het was de Inspektor, in eerste instantie,
Die vier keer hoestte met veel resonantie,
En vier keer ahum-de (nog niet op dreef)
En sprak, terwijl hij zijn buik opwreef:
- ‘Als rector en pro tempore toegetreden
Tot deze commissie en haar leden,
Vraag ik u: ‘Quid sit episcopus?’
Daarop antwoordde Hieronimus:
- ‘Een bisschop schenkt ons welbehagen
En sterkt ons op koude winterdagen;
De ingrediënten daarvan zijn:
Citroensap, suiker en rode wijn.’
- Jobs’ antwoord dat alom hoofdgeschud oogstte,
Verbaasde het hele gezelschap ten hoogste.
De inspecteur sprak: ‘Ahum! Ahem!’
De anderen deden daarop net als hem.
- Nu kon de assessor zijn vraag gaan stellen.
‘Mijnheer Hieronimus, kunt u vertellen,
Zijn u de apostelen bekend?’
Hieronimus aarzelde geen moment:
- Een apostel, daarvan ben ik zeker,
Is een soort van grote diepe beker1
Zoals men gebruikt in de kroegen hier,
Of bij een maaltijd met wijn of bier.
- Jobs’ antwoord dat alom hoofdgeschud oogstte,
Verbaasde het hele gezelschap ten hoogste.
De inspecteur sprak: ‘Ahum! Ahem!’
De anderen deden daarop net als hem.
- Vervolgens kwam aan de beurt de heer Krager:
‘Wat is u bekend,’ aldus deze ondervrager,
‘Over Augustinus, heer kandidaat?’
Hieronimus antwoordde kordaat:
- ‘Dat moet wel die goejige Justus wezen,
Van een ander heb ik gehoord noch gelezen,
Dat is de universiteitspedel
Die trok bij mij al zo vaak aan de bel.
- Jobs’ antwoord dat alom hoofdgeschud oogstte
Verbaasde het hele gezelschap ten hoogste.
De inspecteur sprak: ‘Ahum! Ahem!’
De anderen deden daarop net als hem.
- De heer Krisch, die zich al zat te vervelen,
Vroeg pal daarop: ‘Uit hoeveel delen
Dient een goede preek te bestaan,
Als aan alle regels is voldaan?’
- Hieronimus, zonder veel tijd te verspelen,
Gaf als antwoord: ‘Een preek bestaat uit twee delen,
Van het eerste snapt men helemaal niets,
Van het tweede echter snapt men wel iets.’
- Jobs’ antwoord dat alom hoofdgeschud oogstte
Verbaasde het hele gezelschap ten hoogste.
De inspecteur sprak: ‘Ahum! Ahem!’
De anderen deden daarop net als hem.
- Waarna de heer Beff, de taalgeleerde,
Hieronimus met de vraag confronteerde:
‘Is u het Hebreeuwse woord “kibboets” bekend,
En kunt u me zeggen wat het betekent?’
- ‘Zoals u op menig menukaart kunt lezen,
Wordt kibbeling2 om zijn smaak zeer geprezen,
Het gaat om een vis, of een deel daarvan
Dat men gewoonlijk braadt in de pan.’
- Jobs’ antwoord dat alom hoofdgeschud oogstte
Verbaasde het hele gezelschap ten hoogste.
De inspecteur sprak: ‘Ahum! Ahem!’
De anderen deden daarop net als hem.
- Waarna de heer Schrei aan de beurt is gekomen
En de kandidaat onder vuur heeft genomen
En vroeg: ‘Hieronimus, zet u voor mij
De soorten engelen eens op een rij.’
- Hieronimus antwoordde hoogst ongewoonlijk:
‘Ik ken wel niet iedere engel persoonlijk,
Maar de “Blauwe Engel” toch goed genoeg,
Ze staat op het schild van genoemde kroeg.’
- Jobs’ antwoord dat alom hoofdgeschud oogstte
Verbaasde het hele gezelschap ten hoogste.
De inspecteur sprak: ‘Ahum! Ahem!’
De anderen deden daarop net als hem.
- Vervolgens trok de heer Plotz ten aanval
En vroeg: ‘Kandidaat, noemt u me het aantal
Concilia oecumenica.’
Hieronimus antwoordde even daarna:
- ‘Mij is vaak in mijn studentenleven,
Het consilium abeundi gegeven,
Maar meestal niet om redenen die
Iets uitstaande hadden met economie.’
- Jobs’ antwoord dat alom hoofdgeschud oogstte
Verbaasde het hele gezelschap ten hoogste.
De inspecteur sprak: ‘Ahum! Ahem!’
De anderen deden daarop net als hem.
- Nu kwam de heer Kessler, de schriftgeleerde,
Die de vraag op tafel deponeerde
Of de geachte kandidaat ook wist
Wie de strijd tegen de Filistijnen had beslist.
- Antwoord: ‘In mijn studentenloopbaan
Zag ik menigeen naar de Filistijnen gaan,
Het meest beslissende daarbij
Was doorgaans de drank of een knokpartij.’
- Jobs’ antwoord dat alom hoofdgeschud oogstte
Verbaasde het hele gezelschap ten hoogste.
De inspecteur sprak: ‘Ahum! Ahem!’
De anderen deden daarop net als hem.
- De ruimte ontbreekt me om te vermelden
Welke vragen de overige heren nog stelden,
Want een volledig verslag vult wel
Op zijn minst zo’n zeven vel.
- Temeer aangezien er op dit examen
Nog vele vragen en antwoorden kwamen
Betrekking hebbend op dogmatiek,
Polemica en hermeneutiek.
- Benevens op kerkhistorische dingen,
En woord- en bijbelverklaringen
Of wat men nog verder een geestelijk man
Aan examenvragen voorleggen kan.
- Waarbij Hieronimus steevast de hoogste
Verbazing wekte en hoofdgeschud oogstte.
De inspecteur sprak: ‘Ahum! Ahem!’
De anderen deden daarop net als hem.
- Toen men eindelijk klaar was met examineren
Mocht Hieronimus zich verwijderen,
Opdat er naar geldend Kerkelijk Recht,
In alle rust kon worden overlegd
- Of men Hieronimus toe kon laten
Tot de klasse der kandidaten
En of het heilig ministerie hem
Toe kon laten met meerheid van stem.
- Het bleek dat men zonder veel wikken
Of wegen hierover negatief moest beschikken,
Want iedereen had overwegend bezwaar.
Dus was men het spoedig eens met elkaar
- Dat Hieronimus onmogelijk kon verlangen
Toe te treden tot de kandidatenrangen,
Maar dat men uit consideratie voortaan
Hier geen ruchtbaarheid zou geven aan.
- En werkelijk heeft in de loop der jaren
Geen buitenstaander er iets van ervaren,
En iedereen hield van vroeg tot laat
Hieronimus voor een geslaagd kandidaat.
Noten
1 | [apostel] Hieronimus doelt hier op de apostelkruik, ‘een drinkbeker van Duits aardewerk, met apostelfiguren versierd’ (Van Dale, Groot Woordenboek van de Nederlandse Taal). |
2 | [kibbeling] Vrij vertaald. In de brontekst verwijst Hieronimus naar een indertijd zeer geliefde 6-delige roman, getiteld Sophiens Reise von Memel nach Sachsen (1769-1678) waarin Sophie, aldus Jobs, ‘…de mopperkont Kübbuz huwen gaat / nadat ze de rijke Puff had versmaad’. Deze burgerlijke reisroman, die hoofdzakelijk in Danzig en Königsberg tijdens de Zevenjarige Oorlog speelt, was het hoofdwerk van de theoloog Johann Thimotheus Hermes. Volgens de kwaadaardige Schopenhauer was dit triviale monstrum van meer dan 4000 bladzijden het lievelingsboek van Hegel. De derde oplage (1778) was overigens geïllustreerd door Chodowiecki, de succesrijkste illustrator van zijn tijd (zie ook Jobsiade I,11, noot.) |