Tiende hoofdstuk

Hoe Hieronimus van zijn ouders en broertjes en zusjes afscheid nam en naar de universiteit vertrok.

019

  1. Men liet Hieronimus niet vertrekken

    Zonder hem eerst allerlei te verstrekken:

    Geld, kleren, boeken en beddengoed

    En wat een student verder hebben moet.

  2. Zo was alle voorzorg in acht genomen

    En aan zijn vertrek viel niet meer te ontkomen,

    Toen vloeiden de tranen wederzijds,

    Als zo vaak in de uren des afscheids.

  3. De goede oude Jobs, de dikke Senater,

    Jammerde luidkeels, als in mei een kater,

    En reikte snikkend zijn afscheidskus

    Aan zijn geliefde Hieronimus,

  4. Gaf hem tevens zijn vaderlijke zegen:

    ‘Vaarwel, mijn zoon, op je verdere wegen,

    Studeer zo vlijtig als je maar kan,

    Daar worden je ouders gelukkig van.

  5. Mocht je straks wellicht iets ontberen

    Of dat het je aan geld zou mankeren,

    Schrijft het me dan onmiddellijk, want

    Dan krijg je van mij het gewenste contant.’

  6. Hieronimus hoorde dat alles aan en

    Kreeg van ontroering zijn ogen vol tranen

    En beloofde dat hij waarheidsgetrouw

    Van geldgebrek melding maken zou.

  7. Ook zijn moeder was in alle staten

    En barstte los in een klaaglijk blaten,

    En doordrongen van de diepste smart

    Drukte ze haar lieve zoon lang aan het hart.

  8. Maar net voor Hieronimus weg wou rijden

    Nam ze hem even apart en terzijde.

    En gaf nog een pakje aan haar schat

    Waarin nogal wat geld zat.

  9. Hieronimus, dankbaar en verlegen,

    Incasseerde blij die moederlijke zegen,

    En met betraande ogen stak

    Hij het ontvangene in zijn zak.

  10. Hij besteedde de laatste ogenblikken

    Aan zijn broers en zussen (ook zij moesten snikken)

    Die hij om beurten een hand gaf,

    Vervolgens reisde Hieronimus af.

  11. Het ouderlijk leed, het wenen en klagen,

    Duurde daarna nog verscheidene dagen

    En zijn vader had niet meer het minste plezier

    In wijn, krantlezen, tabak of bier.

  12. Maar moeders verdriet was toch het grootste

    Ze bleef verdrietig, hoewel men haar troostte;

    Voor broertjes en zusjes woog het uur

    Van het afscheid duidelijk minder zuur.