Feuilleton: De Jobsiade – Zeventiende hoofdstuk
Zeventiende hoofdstuk
Hoe Hieronimus met laarzen en sporen in de schoot van zijn familie is teruggekeerd.
- Eens op een dag na het middageten
Toen vader Jobs, in zijn armstoel gezeten
Met zijn pijpje (zoals zijn gewoonte was)
De politieke beschouwingen las,
- Terwijl in de keuken, zo te horen,
Moeder Jobs de rust was aan het verstoren
En zojuist iets op orde had gebracht
En niemand op wat dan ook was verdacht,
- Kwam een trotse ruiter met rasse schreden
En hoefgeklepper de straat af gereden,
En even later hoorden ze pal
Voor de voordeur karwatsgeknal.
- Bij het horen van die vreeswekkende knallen
Liet Jobs de krant uit zijn handen vallen,
Terwijl zijn pijp er haast de brui aan gaf
En moeder Jobs viel stil als het graf.
- De man in reiskledij die door een actie
Die volgde op deze paniekreactie
De zaak een geheel nieuwe wending gaf,
Trad binnen, nadat hij gestapt was af.
- Toch was er van herkenning geen sprake,
Daar hij zich nog niet bekend wou maken,
Totdat zijn vader opeens en op slag
In hem zijn lieve Hieronimus zag.
- Het ontbreekt me aan alle nodige dingen
De enorme vreugde te bezingen
Die de senator heeft overmand,
Zodat hij haast twijfelde aan zijn verstand.
- Ook zijn moeder was echt ondersteboven
En kon haar ogen niet geloven,
Toen ze stokstijf en met open mond
Zag dat Hieronimus voor haar stond.
- Vervolgens kwamen natuurlijk niet minder
Senator Jobs zijn andere kinder-
en gezamenlijk aangerend,
Maar niemand die hem nog heeft herkend.
- Het was een amusant genoegen
Te zien hoe die kinderen zich gedroegen:
De een hield hem voor een generaal
Die was gekomen van ver helemaal,
- De ander hield hem, vooral vanwege
Zijn woeste kleren en zijn degen,
Voor een rover op kindervangst,
De kleintjes waren daarvoor het bangst.
- Maar erg leuk ging het toe met Liguster,
Hieronimus’ allerjongste zuster,
Want die hield hem nog heel lang hierna
Voor een verre oom uit Sint Nicolaasga.
- Die drie jaren van zijn versjoemelde leven
Stonden hem in het gezicht geschreven;
Met zijn forse baard en dikke pens
Was hij geworden een heel ander mens,
- Ik denk dat het vanzelf zal spreken,
Dat hij eerst met argwaan werd bekeken,
Temeer omdat ook zijn aankleding niet
Zijn ware identiteit verried.
- Een zeer grote hoed waar een veer op prijkte,
Een legercape die tot zijn middel reikte,
En een leren vest en dito gele broek
Zorgden voor een totaal nieuwe look.
- Zo ook (om zich veilig te kunnen bewegen)
Een voor steken en houwen geschikte degen
Met een scherpe punt en een brede kling,
Een machtig en uiterst gevaarlijk ding,
- Dan zijn frons die iedereen imponeerde
En die dood en verwondingen suggereerde;
Het haar hing wild vanuit zijn hoed,
En in zijn nek lag een vette knoet.
- Deze kledingstukken met toebehoren
Konden vader Jobs maar matig bekoren,
Want een pak in stemmig zwart
Was meer iets naar zijn vaderlijk hart.
- Maar ook over Hieronimus’ hele optreden
Was de senator niet erg tevreden,
Want na elk woord gebeurde ’t
Dat ie ‘goddomme’ zei of ‘kut’.
- Dus moest vader Jobs hem nadrukkelijk vragen
Zich van nu af aan anders te gedragen,
Omdat hij als aanstaand theoloog
Zich op het verkeerde terrein bewoog.
- Toen daarop de senator informeerde
Waar hij zijn koffer had, beweerde
Hieronimus hoog en heilig dat
Een dief hem die zojuist ontstolen had.
- Het bericht dat hij zijn koffer had verloren
Klonk zijn vader onaangenaam in de oren;
Die werd er behoorlijk knorrig door,
Als de moeder hem niet geweest was voor.
- Zij bracht hem bij voorbaat tot bedaren
Door het voorval tot domme pech te verklaren
Waaraan hun zoon toch niets kon doen,
Dus hield hij verder maar zijn fatsoen.
- Ondertussen leidde de thuiskomst-story
Ook elders in het stadje tot euforie,
Het gerucht ging bij ieder huisgezin
De ene deur uit en de andere in.
- Die dag verliep trouwens ten huize
Van vader Jobs op vreedzame wijze
En zonder wrevel over en weer,
Want over de koffer sprak men niet meer.
- Hieronimus genoot van een rijke dis en
Herstelde snel van zijn vermoeienissen
En verrookte vervolgens met gemak
Zijn vaders volle buidel tabak.