Feuilleton: Vijfentwintigste hoofdstuk
Vijfentwintigste hoofdstuk
Hoe Hieronimus bij een vrome dame in dienst kwam, die een kwezel bleek te zijn en hem voor haar lage lusten probeerde te strikken, en hoe hij bij haar wegliep.
- De hem door Amalia geschonken varia:
Hemden, manchetten, gespen et cetera,
Hebben nog wel voor korte tijd
Hieronimus uit zijn geldnood bevrijd,
- Nadat alles verkocht en potverteerd was
Waar hij door Amalia eerder vereerd was,
Moest hij nolens volens wel
Ter vermijding van kommer en kwel
- En om niet van de honger te creperen
Naar een nieuwe betrekking solliciteren
En is elders op zoek gegaan
Naar een passend dienaarsbestaan.
- Nu woonde er op een eenzaam kasteeltje,
Een oude dame, een kwezelig weeuwtje,
Ze was al grijs en vrijwel bejaard
En uitermate dweepziek van aard.
- Zodat ze alleen nog met bidden en zingen
En louter van dat soort spirituele dingen,
Deel aan het aardse leven nam
Als een soort heilige Madam.
- Het huispersoneel was strikt gebonden
Achterwege te laten wat riekte naar zonde
En moest ook dagelijks twee maal
Zingen en bidden, bij haar in de zaal.
- Ze duldde zelfs niet de kleinste misstappen,
En wie niet spoorde kreeg niets te happen;
Kastijden en vasten vond ze fijn
En dronk menig halve kan brandewijn.
- Maar daar men het drinken en flagelleren
Het beste getweeën kan praktiseren
En bovendien het zingen zeer
Aan kracht wint met één man meer,
- Had ze naar alle kanten en streken
Al heel lang naar een metgezel uitgekeken,
Die dagelijks zowel laat als vroeg
Tot haar spiritualiteit bijdroeg.
- Er waren daarop weliswaar vele vrome
Vakantiegangers tot haar gekomen
Die hadden verklaard te zijn bereid
Tot spirituele gezelligheid,
- Maar tot op heden had nog geen van allen
Het geluk gehad haar goed te bevallen,
De een was veel te oud naar haar zin,
De ander te jong, de derde te min,
- De een was te mager, de ander te vlekkig,
De een liep mank of was elders gebrekkig,
Was doof, stom, dan wel scheel of blind
Of te banaal en werelds gezind.
- Hieronimus besloot om te proberen
Zich bij die dame te presenteren
Als spiritueel assistent, en … raak!
Hij viel direct bij haar in de smaak.
- Hij was immers in ’t geheel niet gebrekkig,
Niet doof, stom of blind, niet scheel of vlekkig,
Was niet te jong of te oud naar haar zin
En te mager al evenmin.
- Zijn pruik en halve domineeskleren
Bleken haar buitengewoon te imponeren,
En hij verzekerde haar dat
Hij niets frivools of werelds had.
- Hij mocht bij deze stand van zaken
Nog dezelfde dag zijn opwachting maken
En kwam met zijn keiharde brulgeluid
Hoog boven het vrome zanggroepje uit,
- Hij heeft bloedserieus de Heer geprezen,
En uit een bundel een preek voorgelezen,
En deed dat dermate stijlvol dat
De dame er uiterst tevreden bij zat.
- Hij zorgde ervoor dat zij in haar ijver
Elke dag geloofsvaster werd en stijver,
Steeds op het spirituele gericht
En door Hieronimus meer gesticht.
- Ze liet zich ook in het praktische leven
Door hem over alles adviezen geven,
En lang duurde het daarom niet
Of Hieronimus was haar favoriet.
- Soms als hij zich wat begon te vervelen
En de voorkeur gaf aan het niet-spirituele,
Dan slikte ze dat stilzwijgend, want
Ze had begrip voor zijn zwakke kant.
- Ook toonde ze de nodige clementie
Wat betreft haar regels van penitentie,
Want i.p.v. te vasten kreeg hij als troost
Allerlei lekkere en gezonde kost.
- Champagne, koffie en chocolade,
Likeuren, amandelmelk, limonade,
Kreeg de vrome Hieronimus
Regelmatig onder de neus.
- Het was prettig leven achter de drempel
Van deze met één woord heilige tempel,
Waar hij uitsluitend at en dronk
En af en toe wat las en zong.
- Het ergste wat over haar viel te zeggen,
Was dat ze hem aan de riem placht te leggen,
Want heimelijk koesterde ze het plan
Hem te vormen tot heiligman.
- In het begin leek er niet veel te vrezen,
Als hij haar iets stichtelijks voor moest lezen,
Hoewel ze soms even zijn handje wreef
En ‘braaf, mijn schaapje!’ geroepen heef.
- Soms vlijde ze zich onder vrome gezangen,
Op de sofa tegen zijn dikke wangen;
Dan lagen ze in elkaars armen die twee,
Ontroerend te zingen, heremejee!
- Door die toch wel zeer vertrouwelijke uitingen
Begon het langzaam tot hem door te dringen
Dat helaas deze oude mevrouw
Veel meer met hem dan zingen wou.
- Hij schrok bij het doen van die grote ontdekking
Zich dood, met het oog op de nadere strekking;
En geconfronteerd met zo’n dreigend gevaar,
Verstijfde hij sprakeloos naast haar.
- Maar toen de eerste schik was vervlogen,
Bedacht hij, tot tranen toe bewogen
Met hoeveel geluk hem indertijd
De schone Amalia had verblijd,
- Die zo mooi en lief was en zonder gebreken,
Bij dit pikzwarte engelgedrocht vergeleken,
Geel, tandeloos, kaal, mager, grauw,
Kortom, een onuitstaanbare vrouw.
- Nu had hij zich beter gedeisd gehouden
En alles voorlopig gelaten bij het oude,
En door het gedoe met die oude vrouw
Zich niet laten verontrusten zo gauw;
- Maar dat lag niet in de aard van het beestje,
Dus maakte hij prompt een eind aan het feestje;
De dame bleef achter zonder gezel,
Maar liedboek en brandewijn had ze wel.