Recensie: Miriam Guensberg – Poolse tranen
Meer dan een literaire thriller
‘Arnhem Vanochtend is bij het graf van Cezar Oblensky het lichaam gevonden van een hoogbejaarde man. De politie houdt rekening met een misdrijf, maar verstrekt in het belang van het onderzoek geen verdere informatie.’
Wanneer je aan Poolse tranen van Miriam Guensberg begint denk je door het lezen van bovenstaand berichtje, het is ook vormgegeven als een krantenbericht, dat het een literaire thriller zal zijn. En aan de ene kant is het dat ook wel. Er vallen wat doden, er is drugs in het spel en er wordt, weliswaar door een speurder uit onverwachte hoek, gezocht naar de dader. Maar Poolse tranen is meer dan een literaire thriller.
Het boek beschrijft allereerst het levensverhaal van de Poolse Tanek Schönflies, een jongen die getekend door het leven uiteindelijk in Nederland terecht komt en het leven behoorlijk voor zijn kiezen krijgt. Hij verliest zijn ouders, hij verlaat zijn geboorteland en hij maakt de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog mee wanneer hij dient in de Eerste Poolse Pansterdivisie. Miriam Guensberg heeft deze Tanek gemodelleerd naar haar eigen vader: Doleck Guensberg. In die zin is Poolse tranen een eerbetoon aan haar vader. Een geslaagd eerbetoon want de passages over het leven van Tanek hakken er behoorlijk in.
Maar Guensberg wil nog meer. De schrijfster kiest ervoor om ook het gedachtegoed van de Duits joodse cultuurfilosoof Walter Benjamin in het boek te verweven.
Niet jezelf kwijtraken… Als een geheim zegeteken had hij zijn oma’s wijsheid in zich opgeslagen: het had hem ook de hondse oorlogsjaren door geholpen. Jaren waarin hem meer ontnomen was dan zijn grootmoeder voor mogelijk had gehouden. Ondanks de immense impact van dat verlies had hij toch altijd weer een kern van zichzelf hervonden. Minuscuul misschien, maar lijvig genoeg om zijn eigen strohalm te zijn. Zijn houvast had hij doorgaans bij de onschuld van planten en dieren gezocht. Zo was de laatste elf jaar van zijn leven zijn haan – voor buitenstaanders gewoon een beest maar voor Tanek een nieuwe engel – zijn steun en toeverlaat geweest.
De filosofie van Benjamin is niet eenvoudig en het lukt Guensberg niet volledig om deze soepel te laten integreren. Er is steeds uitleg nodig en zelfs een nawoord met een verklaring zorgt er niet voor dat de filosofische passages een vanzelfsprekend onderdeel uitmaken van Poolse tranen.
(…) Terwijl het beest zijn vangst wegwerkte, beschreef zijn broodheer in gedachten de zwarte en kleurrijke bladzijden, zette hij de tijd stil en toverde hij zijn veelvraat om tot een rugwaarts gekeerde profeet, tot een soort antiheld, net zoals der Engel der Geschichte dat vele jaren terug voor zijn verre achterneef Walter Benjamin was geweest: Der Engel der Geschichte…er möchte wohl verweilen, die Toten wecken und das Zerschlagene züsammenfugen…
De stukken die naar Walter Benjamin verwijzen heeft Guensberg ook nog eens steevast gecursiveerd. Deze nadrukkelijke manier van aangeven dat die fragmenten belangrijk zijn wekt enige irritatie op. De auteur probeert de lezer hier te sturen. En dat doet de schrijfster nog veel vaker.
Hij had zich tot Dana gewend: ‘Ik heb je niet veel verteld, lief kind, ik kon het niet, maar ik heb het wel met dit beest besproken, eigenlijk komt het hier op neer: Kracht vind je in het herleven van geluksmomenten.’
Als literaire thriller en indrukwekkend eerbetoon is Poolse tranen een geslaagde roman, maar door de filosofische verwijzingen hapert het hier en daar en word je als lezer regelmatig het verhaal uitgegooid.
Cilla Geurtsen
Miriam Guensberg – Poolse tranen, De Kring, Amsterdam. 240 blz. € 19,95.