Reportage: Het Boekenbal voor lezers in Leeuwarden
Festivals zijn altijd zenuwslopend voor de liefhebber: je gaat ergens in een zaal zitten, maar je weet dat er tegelijkertijd, elders in het gebouw ook iets interessants gebeurt. Zo miste ik op het Boekenbal voor lezers in De Harmonie in Leeuwarden bijna het complete programma in de Bentacerazaal dat door Wim Brands werd gepresenteerd.
Vooral de gesprekken met Rob Wijnberg en Bert Wagendorp waren goed, hoorde ik achteraf van mensen die er wel waren. De informele zaalopstelling daar contrasteerde met formele rijenopstelling in de Aegon-zaal waar het hoofdprogramma draaide.
Het programma daar begon veelbelovend met Joost Conijn die in zijn zelfgebouwde vliegtuig uit de theaterhemel neerdaalde en met een doodeng trapje van zijn vliegtuig op het podium stapte.
Conijn was een charmante verteller die echter te vroeg van het podium werd gehaald, terwijl hij nog een verhaal wilde voorlezen (wat op het einde van de avond opnieuw gebeurde).
Op kwam Roland Duong, tv-presentator, maar niet echt een belezen type of een begenadigd bespeler van een zaal. Het leek bovendien of Duong onder de tranquillizers zat. De zinnen kwamen als zelfstandige eenheden over zijn lippen, afgewisseld met grote pauzes. De gesprekjes met de schrijvers gingen moeizaam. Frank Westerman kreeg geen vraag over zijn boek, maar de belegen vraag hoe je zijn genre moest noemen (en dan ook nog drie keer in andere woorden herhaald), Redmond O’Hanlon moest zich verantwoorden voor zijn writer’s block: ook die vraag werd een paar keer herhaald en als O’Hanlon een zijweg insloeg, dan wist Duong hem precies te onderbreken op het moment dat een anekdote overging naar een pointe.
De twee hoofdrolspelers van de Boekenweek, Jelle Brandt Corstius en Tommy Wieringa, veroverden het publiek. Brandt Corstius door zijn voordracht, waarbij hij zelf erg moest lachen om zijn eigen tekst (en daardoor het publiek ook). Wieringa bespeelde de zaal op superieure wijze en wist ook de presentator te sturen.
Maar ja, terwijl je daar zat wilde je ook elders zijn. De Aegon-zaal bood geen mogelijkheid om stilletjes te vertrekken, tenzij je op het balkon zat. En als je, door een sanitaire noodstop gedwongen, snel de zaal wilt verlaten, dan kan ik uit ervaring melden dat het niet makkelijk is om de rij zonder veel tenengetrap en excuses uit te schuifelen.
Naast de gevestigde namen waren er gelukkig ook jonge honden. Joost Oomen, Jan Willem Dijk, Dennis Gaens en meer jonge dichters traden op in de foyer, op een zijpodium en helaas door te weinig mensen gezien. Jonge reisschrijvers presenteerden zich bij de VPRO-wedstrijd De Bagagedragers.
En midden in de nacht, terwijl De Kift al optrad lazen in een achterafzaaltje nog vier schrijvers, die gelieerd waren aan Das Magazin, een speciaal voor die avond geschreven verhaal voor. Daniël van der Meer, een van de gothfathers van het tijdschrift, leidde de schrijver kort in, maar zei niets over het tijdschrift zelf. In de zaal zaten zo’n twintig mensen. Bert Wagendorp luisterde toe hoe de jonge schrijvers het er vanaf brachten. Ik vond Thomas Heerma van Voss het beste van de vier, hij weet emoties tussen de regels op te roepen, in tegenstelling tot Hanneke Hendrix die elk gevoel nadrukkelijk benoemde. De mensen met wie ik in de auto terugreed vonden dat Daphne Huisden het beste verhaal schreef. Nina Polak was de enige van de vier die af en toe de zaal inkeek en contact maakte met de aanwezigen. (Twee verhalen zijn inmiddels gepubliceerd op de website van Das Magazin.) Later zag ik dat de jonge schrijvers uit het noorden aardig mengden met de jonge schrijvers uit Amsterdam. Hoop dat Joost Oomen en Jan Willem Dijk ook eens uitgenodigd worden op een avond van Das Magazin. Dan is er in Leeuwarden in ieder geval iets moois opgebloeid.
Coen Peppelenbos
(Op Facebook is een fotoverslag te zien van het evenement)