Proza: Emile Ajar – De luimen van koning Salomon (fragment)
Vandaag wordt de honderdste geboortedag van Romain Gary / Emile Ajar (8 mei 1914 – 2 december 1980), bekend van La vie devant soi, gevierd. Een hoofdstukje uit L’angoisse du roi Salomon (1979), in de vertaling van Jenny Tuin.
Monsieur Salomon stuurde me vooral naar bejaarde mensen. Ik kwam er nooit alleen, maar met een grote fruitmand en de complimenten van de heer Salomon, Esq. aan het cellofaan geprikt. Hij had een speciale delicatessenzaak die aan hem leverde en het waren altijd vruchten die geen rekening hielden met de seizoenen en uit alle delen van de wereld kwamen om plezier te doen aan een eenzaam oudje ergens in Parijs, dat nooit had gedacht dat er iemand was die over hem of haar waakte en hem of haar de schitterendste druiven, sinaasappels, bananen en dadels uit exotische streken stuurde, net als in oeroude tijden, die zich toen voornamelijk in het Oosten afspeelden.
Mijn eerste bezoek gold de heer Geoffroy de Saint-Ardalousier, rue Darne, die schrijver was. Hij nog niets laten drukken, want hij werkte aan zijn levenswerk en hij moest nog wachten voordat hij tot het eind kon gaan, hij was over de vijfenzeventig maar hij wilde dat zijn boek volledig zou zijn, en aangezien hij nog in leven was en er misschien nog dingen voor hem te zien en te beleven waren, had hij een probleem dat niet gemakkelijk was op te lossen, want als hij onverwacht stierf zou het werk onvolledig zijn, en als hij van tevoren ophield zou het niet echt af zijn want er zou nog een stukje leven aan ontbreken. Monsieur Salomon moedigde hem sterk aan zijn boek van tevoren af te maken, zelfs al zou de laatste bladzijde ontbreken. Ik persoonlijk geloof dat de heer Saint-Ardalousier bang was ermee op te houden. Ik ging elke week horen hoe hij het maakte, hij had niemand en het was goed voor zijn moreel om te voelen dat er iemand was die belang in hem stelde, want hij was atheïst. Hij leek op Voltaire die ik op de tévé had gezien, en hij droeg een kalotje dat hij op de veiling van Anatole France had gekocht, die ook atheïst was. Hij was fel tegen de godsdienst en praatte alleen daarover, alsof er niets anders was.
Verder was er madame Cahen, die niet ver van de honderd was en die door monsieur Salomon hoopvol werd onderhouden, want als iets hem in het bijzonder interesseerde was het lange levensduur. Er waren nog een hoop andere ci-devants – zo noemde monsieur Salomon de oude mensen die hadden verloren wat ze waren en niet meer meetelden zoals voorheen. Monsieur Salomon zei dat hij mij had uitgekozen omdat ik een uiterlijk heb dat, zoals ze het bij vereniging S.O.S. noemen, ‘gunstige trillingen’ losmaakt, die overgaan op degenen die zich ontmoedigd voelen. Maar naar de manier waarop hij me soms nadenkend aankeek, op de tafel trommelend en met ironische vonkjes in zijn zwarte ogen, kreeg ik het gevoel dat hij misschien een andere reden in zijn hoofd had.
Ik kwam binnen bij een dame in haar invalidenstoel, ik zei haar dat ik kwam namens monsieur Salomon, de confectiekoning, die wilde weten hoe het met haar ging en haar liet vragen of ze niets nodig had. Aangezien zij monsieur Salomon in de verste verte niet kende, was het een verrassing met iets van mysterie erbij en het mysterie opent altijd de deur voor de hoop, die men allereerst nodig heeft als er niets anders is. Maar je moest er ook niet te veel van geven. Ik legde uit dat monsieur Salomon alleen maar confectiekoning was en niet meer, om niet te doen geloven aan gebaren van hogere instanties. Monsieur Salomon hechtte enorme waarde aan het woord confectie, het had voor hem een betekenis die van de geboorte tot aan de dood ging. Soms was het ook alsof hij op die manier de spot dreef met alles wat je aan vertroosting kon vinden en bieden. Later, toen we elkaar beter kenden, heb ik hem dienaangaande een vraag gesteld die buiten het kledinggebied trad. Hij gaf me niet dadelijk antwoord maar liep wat heen en weer over het grasgroene moquette van zijn kantoor, vervolgens bleef hij voor mij stilstaan met een gezicht dat een wat droefgeestige goedheid uitdrukte. De uitdrukking van goedheid is altijd een beetje droefgeestig, want ze weet waar ze mee te doen heeft.
‘Zodra een kind ter wereld komt, wat doet het dan? Het begint te schreeuwen. Het schreeuwt, het schreeuwt. Welnu, het schreeuwt omdat de confectie een aanvang neemt, de dingen die iedereen draagt… Narigheden, vreugde, angst, onrust, om niet van benauwenis te spreken… het leven en de… enfin, al het andere. En de vertroostingen, de verwachtingen, de dingen die je uit de boeken leert en die je filosofieën noemt, in het meervoud… en die ook confectiewaarden zijn. Soms zijn ze erg oud, altijd dezelfde, en soms vindt men een nieuwe uit, naar de smaak van de tijd…’
Daarna legde hij, zoals hij vaak doet, met een opvoedersgebaar een hand op mijn schouder en hij zweeg om mij te bemoedigen, want af en toe is het ergste dat vragen kan overkomen een antwoord.
Toen ik Chuck vertelde van de goede gaven die koning Salomon uitdeelde aan vergeten mensen zonder geluk of kleine vreugden die men te zijner kennis had gebracht, legde hij me uit dat het zijn manier was om bittere verwijten te richten tot Hem wiens weldaden door afwezigheid schitteren. Hij hield zo aan en scheen zo aan zijn verklaring te hechten dat ik me begon af te vragen of Chuck zelf niet een probleem in die richting had. Een probleem met de afwezigheid van koning Salomon, van de echte dan. Hij beweerde ook dat het bij de baas van S.O.S. een gevolg was van zijn innerlijke onrust, dat hij probeerde de aandacht van God te trekken, zoals vaak het geval is bij goede joden, en misschien in ruil enkele jaren meer te krijgen. Chuck zegt dat de joden die gelovig zijn gebleven met God persoonlijke betrekkingen hebben, van man tot man, dat ze vaak met God discussiëren en zelfs luidkeels met Hem kijven en proberen zaken met Hem te doen, ik geef jou dit en jij geeft mij dat, ik geef met milde hand aan anderen en jij schenkt mij een goede gezondheid, een lang leven en later nog iets beters. Wie zal het zeggen.
Als ik bij een oude dame in afwachting kwam horen hoe het ermee ging en haar namens monsieur Salomon fruit of bloemen bracht, of een radiotoestel waarop je de hele aarde kunt krijgen, was dat mensje ontroerd en soms zelfs verschrikt, alsof er een bovennatuurlijke verschijning had plaatsgehad. We moesten oppassen geen al te sterke vreugden te veroorzaken en we hebben op die manier monsieur Hippolyte Labile verloren, aan wie monsieur Salomon de polis van een lijfrente had laten overhandigen en die door de plotselinge emotie is doodgebleven.
Uit: Emile Ajar – De luimen van koning Salomon (De Arbeiderspers, Grote ABC nr. 368, 1980). Speciale dank aan de erven Jenny Tuin en Vertaalverhaal.nl voor de vriendelijke toestemming om dit hier te mogen herpubliceren.