Proza: Johannes van der Sluis – Piemonte – Viva Cuneo!
Piemonte – Viva Cuneo!
Als Alejandra haar leven zou moeten verbeelden, dan zou ze een wervelwind kiezen. De wervelwind was nog niet uitgeraasd wist ze, maar hij moest haar na een paar jaar Italië wel weer in Chili afzetten, dat was ze haar land en volk verplicht.
Op de beelden van de studentenrellen had ze vrienden gezien. Ze wilde bij hen zijn, en op haar manier, door foto’s te maken, de protesten steunen. Ze had een fotoreportage gemaakt van de jonge protestanten tegen de tav, de hogesnelheidslijn naar Frankrijk, maar dat was anders.
Soms voelde het alsof ze haar vrienden in de steek had gelaten. De groep waarmee ze omging, was uit elkaar gevallen, en ze dacht dat zij daar schuld aan had. Ironisch genoeg was haar familie, die lang geleden al uit elkaar was gevallen, gedurende de tijd dat ze in Italië zat dichter bij elkaar gekomen.
Alejandra was volledig ingeburgerd in Cuneo – de Italianen waren dol op haar en zij ook op hen – maar echte vriendschappen had ze niet kunnen sluiten. Met iedereen kon ze praten, maar niemand drong door tot haar ware ik. Het kwam haar voor dat ze altijd moest veinzen.
Waar ze ook niet aan kon wennen was de afkeer die de Italianen, ook de zogenaamde progessieven onder hen, tentoonspreidden als het ging om Zuid-Amerikanen en andere immigranten. Vaak zagen ze haar aan voor een Spaanse, en wanneer ze vertelde dat ze uit Chili kwam, vertrokken hun gezichten.
Als vervangende moeder trad er een aantal oudere vrouwen op. Hiervan was Alejandra zich bewust, omdat ze ooit in therapie was geweest; ze zocht naar moederlijke rolmodellen, wist ze. Haar eigen moeder was op dit moment weliswaar meer moeder dan ze ooit was geweest, maar ze bleef haar moeder.
In Cuneo kon je bijna niet anders dan door natuurgeweld belanden. Het was Italië, maar de stad was, zeker in vergelijking met andere Italiaanse steden, weinig bijzonder.
Net als buurstad Turijn had het als specialiteit de chocolade, te weten de Cuneese al Rhum, maar wie kende dat? Alleen de inwoners van Cuneo en omstreken en Ernest Hemingway, die het stadje eens had bezocht. Hemingway was zo’n beetje overal geweest in Europa en zijn sporen nagelaten.
Van chocolade hield Alejandra niet bovenmatig, en al helemaal niet van chocolade met drankvulling. Uiteraard had ze de plaatselijke delicatesse geproefd, maar ze begreep niet hoe ze die door de keel konden krijgen. De Cuneese al Rhum werden verkocht in het historische café Arione, op de hoek van Piazza Galimberti, een van de grootste pleinen van Italië, iets wat ook uitsluitend de inwoners van Cuneo wisten.
Alejandra had een droom en om een droom na te jagen, uit te laten komen, moest je de gebaande paden verlaten. Zo was ze voorlopig in Cuneo terechtgekomen. De eenzaamheid nam ze voor lief, het was de prijs die ze voor haar droom moest betalen. Het enige herkenningspunt op de weg die ze aan het bewandelen was, was de kunstacademie, de plaats waar de maatschappij haar wegverlaters nog wel verzameld wil zien, misschien om te weten wat er zoal omgaat in de zielen van de wegverlaters aangezien ze zelf, tegen beter weten in, hun zielenroerselen zoveel mogelijk onderdrukken zodat ze niet in verleiding komen af te dwalen, wat niet betekent dat ze niet onbekend zijn, zij het soms onbewust, met diepere zielenroerselen.
Voor de gemiddelde Chileen – en voor de gemiddelde Europeaan – kon de gebaande weg langs Milaan en hoogstens Turijn lopen, niet langs Cuneo. Toevalligerwijs bestonden er tussen deze stad en Santiago de Chile geografisch gezien grote overeenkomsten, maar ondanks dat geloofde Alejandra’s vader niet zo in ongebaande paden. Hij hield vast aan het idee dat zijn dochter nog steeds in Milaan woonde.
Toen ze aankondigde dat ze van Milaan naar Cuneo zou verhuizen om daar een fotografieopleiding te gaan volgen, barstte hij uit in een schamper gelach.
Nadat hij was uitgelachen zei hij: ‘Cuneo was een schilder, flacca, geen fotograaf.’ (Hoewel haar vader ingenieur was, had hij enige kennis op het gebied van kunst.)
Alejandra wist dat hij vreemd zou reageren, maar omdat hij oud was en nog langzamer dan vroeger, en omdat ze van hem hield, corrigeerde ze hem niet altijd als hij weer over Milaan begon. Dat nam niet weg dat als hij over haar praatte ze het gevoel had dat hij over een ander persoon sprak, een ander familielid, een dochter van een kennis.
Maar ze was allang blij dat hij haar keuze om te stoppen met rechten tot op zekere hoogte had geaccepteerd.
Alle gebaande paden lijken op elkaar, de ongebaande zijn zeer divers. Zo waren er meer Zuid-Amerikaanse vrouwen in Cuneo die door de wervelwind die het leven heet waren afgezet. Alejandra had medelijden met hen, pobres – haar empathie was groot en oprecht.
Af en toe werd ze overvallen door twijfel of ze wel de juiste weg aan het bewandelen was. Ze wist dat ze die twijfel moest negeren, anders was ze verloren. Ze moest kalm de vooroordelen en verwachtingen blijven weerstaan.
Het grootste vooroordeel van de mensen die de gebaande paden bewandelen, is dat degenen die afwijken zich overgeven aan genot – vandaar de verachting, wat jaloezie in vermomming was – maar Alejandra wist hoe zwaar en hoeveel toewijding het vereiste om te gaan waar zij ging. Haar leven was geen genot geweest, eerder een gevecht. Zelfs de vertrouwde weg van de familie was een gevecht geweest, een guerillaoorlog.
Misschien bezat ze door haar neiging tot twijfel over haar keuzes in het leven een fascinatie voor de Roma. Die mensen spreidden een onoverwinnelijke verachting tentoon voor de maatschappij, alleen al vanwege hun weigering om te werken. Die verachting zag ze nu ook weer in de gezichten op haar foto’s van het Roma-kamp dat ze een aantal weken geleden had bezocht.
Ze nam een slok mate. De foto’s had ze niet direct voor haar studie gemaakt, maar meer voor haarzelf. Van iedereen in het kamp was er een portret, meestal in groepjes. Daarnaast had ze wat willekeurige overzichtsfoto’s genomen. Haar project was geïnspireerd door de Duitse fotograaf August Sander, die bijna als een wetenschapper de mensen van zijn tijd had gecategoriseerd en gefotografeerd. Zij deed hetzelfde, binnen de anti-maatschappij van de Roma-gemeenschap: de vrouwen, de jongemannen, de muzikanten, et cetera. Haar werktitel was: Smeulende haat. Vanwege de onderlinge haat tussen de Italianen en de Roma.
Ze keek in de eerste plaats naar de mannen, want ze wilde achterhalen wie de misdadiger kon zijn geweest. Het nieuwsbericht had haar verbaasd, want zijzelf was uiterst hoffelijk door hen behandeld. De Italianen waren ook hoffelijk, maar die hoffelijkheid was te oppervlakkig, te gericht op zichzelf; bij de Roma was het minder zelfingenomen, ongepolijster, ouderwets bijna.
Met de Afrikaanse straatverkopers had ze dezelfde ervaring. Over hen moest ze ook nog eens een serie maken. Voordat iemand anders het deed. Je moest als kunstenaar niet alleen iets origineels bedenken, je moest het ook eerder en beter doen dan de concurrentie. Zo had Alejandra ooit het idee gehad om de oude winkelgevels en neonreclames in Piemonte, of heel Noord-Italië, te fotograferen, een project à la Atget, maar toen las ze een artikel over een Vlaamse fotograaf die hetzelfde had gedaan in Vlaanderen. Ze wist dat hij het idee onafhankelijk van haar had gekregen, maar toch voelde ze zich bestolen.
De winkelgevels in Italië, in het bijzonder die van Cuneo, waar de vooruitgang minder snel ging dan elders in Italië, vond ze mooier. Alles zou waarschijnlijk verdwijnen.
Nadat Alejandra met haar boodschappentas over Piazza Galimberti naar huis was gelopen had ze direct naar de foto’s van de Roma gezocht die ze had gemaakt. Er was een demonstratie gaande op het plein, beter gezegd een volksoploop van inwoners van Cuneo die vonden dat er ‘gerechtigheid’ moest komen en dat als het stadsbestuur niets deed, ze het recht in eigen hand zouden nemen, aldus een man van middelbare leeftijd aan wie Alejandra had gevraagd wat er precies aan de hand was. Aanleiding van de oproer was de verkrachting van een meisje van zestien door iemand uit het Roma-kamp. Het was al een tijdje geleden gebeurd en door de zwangerschap had ze het niet meer verborgen kunnen houden voor haar ouders.
Alejandra keek naar de Roma-mannen op de foto’s. Niemand zat meer op dit werk te wachten, besefte ze, behalve de lokale politie misschien. Ze lag op bed in haar doka, die ook haar archief- en slaapkamer was. Oorspronkelijk was het de woonkamer van het huis. Ze betaalde een lage huur, want niemand wilde een kamer zonder ramen als woonkamer. Toen Alejandra het water hoorde koken liep ze naar de keuken om de voorverpakte ravioli in het water te gooien. Ze zette de radio aan, pakte een bord, bestek en een rol keukenpapier en begon de parmezaanse kaas te raspen.
Op een lokale zender werd een reportage uitgezonden over de misdaad die in hun stad had plaatsgevonden. ‘Wij Italianen hebben nu het recht om een zigeunermeisje te pakken, want wij betalen voor hun aanwezigheid hier. Maar dat doen we niet, en dan heeft er iemand het lef om een van ons te bezwangeren. Dood aan de zigeuners, viva l’Italia!’ schreeuwde een politicus van de Lega Nord, de partij die in een moeilijk parket was gekomen door een grootschalige fraudezaak.
Alejandra ging aan de kleine keukentafel zitten. Ze nam een slok mate. Ze at de ravioli terwijl ze het nieuws op haar laptop bekeek. De verkrachting door de Roma-jongen had inmiddels de landelijke pers gehaald. In de lezersreacties en op enkele fora werd nogmaals opgeroepen om het recht in eigen hand te nemen. Na het eten borg ze de foto’s op in het archief. Ze vroeg zich af wat ze aan het doen was in Italië. Met haar leven. Wat ze tot nu toe had bereikt. Via een sms’je verzette ze een Skype-afspraak met haar vader naar de volgende dag, want vanavond wilde ze foto’s maken. Er stond wat te gebeuren in het kamp voelde ze. Geweld kon ze met haar camera niet voorkomen, maar de daders vastleggen wel, al zouden ze helaas niet poseren.
Vanuit de bus op weg naar het Roma-kamp zag Alejandra een vlammenzee: het Roma-kamp was in brand gezet. Er stonden persfotografen foto’s te maken. Met tegenzin – ze wilde niet met de andere fotografen worden geassocieerd – begon Alejandra ook te fotograferen.
Een dertienjarig kind had de brand niet overleefd, hoorde ze later. Na een aantal dagen bleek dat het meisje had gelogen over de Roma-jongen die haar zwanger had gemaakt, het was een gewone Italiaanse jongen geweest. Alejandra besloot dat ze vanaf nu een taak had om immigranten en Italianen met elkaar in contact te brengen, hen met elkaar te verenigen. Terwijl ze door de straten van Cuneo liep, maakte ze van iedereen een foto, autochtoon of allochtoon. Haar fotoserie wilde ze ‘Viva Cuneo!’ noemen. Er was al een stichting die belangstelling had haar foto’s tentoon te stellen.
Haar vader vertelde ze enthousiast over het project, maar toen ze later een keer met elkaar belden vroeg hij hoe het ging met de modefoto’s die ze in Milaan aan het maken was.
‘Cuneo, papa! Ik woon niet meer in Milaan!’ schreeuwde Alejandra.
Ze barstte in huilen uit.
‘Ja, flacca, Cuneo, sorry dat ik me vergiste,’ zei hij.
Het begin was er, maar de revolutie die acceptatie van de feiten heet, neemt veel tijd in beslag.
Johannes van der Sluis
Volgende keer: Molise