De behoefte aan een vaste minnaar

Het debuut van David Leavitt, de verhalenbundel Family Dancing (1985), was een opmerkelijk boek: de auteur, geboren in 1961, was opvallend jong, zijn stijl even verzorgd als trefzeker, zijn inlevingsvermogen opmerkelijk volwassen. Zijn thema was de hedendaagse relatieproblematiek, gezien door een Amerikaanse bril en met een accent op homoseksualiteit. Leavitt was op slag een gevierd schrijver en in interviews verzweeg hij niet zelf homoseksueel te zijn en naar een stabiele relatie te streven.

1294234Tegen Hans Maarten van den Brink (NRC Handelsblad, 17 oktober 1986) zei hij: ‘Er is een enorm verlangen naar stabiliteit. Bij mij heeft dat vooral de vorm aangenomen van de behoefte aan een vaste minnaar en onze eigen versie van een soort gezinsleven.’ De gedachte aan een nieuwe minnaar is onweerstaanbaar, maar in een vaste verhouding is meer te vinden dan daarbuiten, zeker in de ‘homoseksuele onderwereld’ van New York met zijn ‘krankzinnige promiscuïteit’.

Die ideeën en hun consequenties, een reactie op een golf echtscheidingen en de angst voor AIDS, verkende Leavitt in zijn debuut. In zijn eerste roman, The lost language of cranes, diept hij ze tot op de bodem uit. Leavitt ontpopt zich daarbij niet als de verwoorder van een nieuwe moraal, maar als iemand die vraagtekens zet bij de moraal van de laatste decennia en die een poging doet haar te corrigeren.

The lost language of cranes, dat onder de titel De verloren taal der kranen in vertaling verschijnt, is qua opzet een tamelijk conventionele roman: veel personages, die om beurten in hun gedachten en handelingen worden gevolgd, het verhaal verdeeld over vier hoofdstukken, waarvan er drie corresponderen met de stadia in de geschiedenis die wordt verteld. Eén hoofdstuk, het derde, beslaat niet meer dan drie pagina’s; het fungeert als caesuur en ook als symbool voor de inhoud van het boek.

Moraal
Een jongetje ligt in een wieg voor een raam en kijkt naar de hijskranen buiten. Zijn moeder, een aan drugs verslaafd meisje, ziet niet naar hem om en het kind besluit dat de dichtstbijzijnde kraan zijn moeder is. Hij leert zich te bewegen als een kraan en de geluiden van een kraan te maken. Leavitt’s moraal: ‘Ieder kiest wat hij lief moet hebben en houdt ervan op zijn eigen manier; het raam wordt een spiegel; datgene wat we liefhebben is ook datgene wat we zijn.’

Van die moraal is de roman doortrokken. Hoofdpersoon is Philip Benjamin, een 25-jarige jongeman, homoseksueel. Philip verbeeldt Leavitt’s hang naar stabiliteit: hij wil een vaste vriend, een leven samen. Eliot Abrams is de jongen op wie Philip verliefd wordt; een belangrijk deel van de roman is gewijd aan hun kennismaking, de bloei en het verval van hun liefde. Prachtige observaties levert dat op, de vriendschap tussen beide mannen wordt met veel gevoel én met begrip voor beider positie beschreven. Dat het tussen Philip en Eliot fout gaat, heeft met een verschil in levensgevoel te maken: Philip wil stabiliteit, zekerheid, veiligheid, Eliot heeft in laatste instantie de behoefte ‘vrij’ te zijn.

Inwijding
Voor Philip is de verliefdheid op Eliot ook een inwijding in de seksualiteit. Het zet hem ertoe aan zijn ouders, Rosé en Owen, te vertellen dat hij homoseksueel is. De consequenties daarvan zijn dramatisch. Wat de lezer al weet, ontdekt Philip langzaam maar zeker: zijn vader is zelf homoseksueel. Dat gegeven grijpt Leavitt met beide handen aan om het verschil tussen de rigide moraal van vorige generaties en zijn eigen liberale opvattingen te schetsen.

Tijdens het lezen van The lost language of cranes heb ik me afgevraagd of Leavitt het niet té bont maakt. Philip een homoseksuele vader die in het geheim pornotheaters bezoekt, Eliot opgevoed door twee homoseksuele mannen, Jerene (Eliot’s lesbische huisgenote) geadopteerd — er is zogezegd geen ‘normale’ gezinssituatie te vinden. Gaandeweg besefte ik echter hoezeer die omstandigheden van jeugd en opvoeding reliëf geven aan Leavitt’s betoog. Dat is vrij van alle hypocrisie, integer, vol empathie. Als Leavitt zelf niet een gevoelig mens is, dan is hij een waanzinnig knap observator.

Anton Brand

David Leavitt – The lost language of cranes. Penguin Books, 320 blz. Vertaald als De verloren taal der kranen De Harmonie, Amsterdam.