Column: Guus Bauer – Nee nee
Nee nee
Zo in de loop der jaren maak je als interviewer wel het een en ander mee. Je raakt zogezegd door de wol geverfd. (Een aparte uitdrukking eigenlijk als je die wat nader beschouwt.) Een schrijver, winnaar van de Man Booker met een zijner eerste romans, die, waarschijnlijk overweldigd door alle aandacht, geen zin had in nóg een gesprek. ‘Misschien morgen.’ Daar reis je dan van Antwerpen naar Frankfurt voor. Een bestsellerauteur die tijdens het gesprek in een krant bladert, een ander die constant op z’n horloge kijkt en om de haverklap berichten op zijn telefoon checkt.
Je slikt het maar, kijkt er doorheen, je bent immers een terriër, een doorbijter, een drammer die antwoorden wil. Maar soms gaat het te ver en moet je de eer toch echt aan jezelf houden, ondanks dat je door de ouderdom uiterst mild gestemd bent, om niet te zeggen dodelijk vermoeid. Yahya Hassan is een geweldige (debuut)dichter – zie de recensie van zijn titelloze bundel elders op deze site – maar heeft wat problemen met wakker worden in de coffeeshoprijke hoofdstad. Je zult dus maar de pech hebben hem als eerste te treffen voor een vraaggesprekje zo rond het middaguur.
De zwaarbeveiligde Deens-Palestijnse bard – bij een lezing van hem in de stad Odense werd er zelfs een vliegverbod afgekondigd. De Denen overdrijven misschien met de staatsbewaking van Hassan na het debacle met de Mohammedtekenaar Kurt Westergaard – moest op het afgesproken uur nog uit zijn bed worden getrommeld. Geen punt. Het was een stralende dag en mijn tas zat vol met te lezen boeken.
Een kleine drie kwartier later kwam de jongeman de tuin van de uitgeverij in gesjokt. Een slap handje zoals kleine criminelen die aan hulpverleners geven. Hassan nam niet plaats op de tuinbank tegenover me, maar bleef met een jaren zeventig zonnebril op staan dralen in de struiken. Men gunt een dichter zijn moment van trance. Zolang de lethargie niet al te lang duurt. Een dwarsdoorsnede, vertaald uit het Engels.
Wanneer heeft u de kracht en ook het gevaar van de woorden ontdekt?
‘Kwee nie.’
Hassan rochelt in de struiken. Een vraag over de gekozen vorm.
‘Niet interessant.’
Waar, waar. Enige toelichting? Onverstaanbaar gemompel. Nog een rochel. Iets simpels over de werkwijze dan maar.
‘Niet belangrijk.’
Een citaat van David Grossman: ‘Schrijven is niemand ontzien. Ik ben in dienst van mijn protagonisten, niet van mijn familie.’
‘Fijn, als dat voor hem werkt.’
Een hele zin, een korte, maar toch. De pr-dame brengt een koffie en een asbak. Nu zal Hassan wel loskomen. Zijn broer speekt hem de ene keer aan met ‘broer’ de andere keer met ‘Deen’. Een gedurfde vraag over integratie, verpakt in een opmerking over het laconieke in zijn gedichten.
‘Ik hou niet van dat woord. Wil ik niet over praten.’
Ik zond een vertwijfelde blik naar de vertaalster. Een vraag in het Deens? Geen verschil. Misschien dat provocatie kon helpen. Een politieke vraag. En tegelijkertijd een dooddoener over het geloof in het algemeen.
‘Mwah.’
Tijd om op te stappen. Juist op het moment dat ik het pand met stevige tred verliet, kwam de heilige Antonius, die van de VPRO-radio, een bundeltje ophalen. Hij had, zoals wel vaker, een beter idee. Hij ging Remco Campert interviewen over de gedichten van Hassan. Anton en Remco zijn er ook enthousiast over. En terecht. Het werk staat los van de maker. Ook als die een zeker popsterimago lijkt te hebben aangemeten. Of misschien gewoon stoned was, of overmand door alle aandacht, of de arrogantie heeft van de jeugd. Het mag. Het mag. Ik zei het al: uiterst mild waar ik doodvermoeid bedoelde.
Aan het einde van de dag heb ik nog even met de pr-dame gebeld.
En hoe verliepen de interviews verder?
‘Wisselend.’
Dan weet je genoeg. Gelukkig zit het interviewseizoen erop. Begin september gaat het weer van start. Zoals het er nu voorstaat – weinig auteursbezoeken door geldgebrek bij uitgeverijen, weinig plaatsingsmogelijkheden – zonder mij. Al weet je natuurlijk nooit waar twee maanden rust goed voor zijn. De gesprekken van eerder dit jaar met bijvoorbeeld Stefánsson en Erpenbeck gaven juist veel energie. Maar dat zijn dan ook geen kruimeldieven schrap beginnende dichters.
Guus Bauer
Wat een eerlijk verhaal, Guus, en wat een moeilijk interview!
Maar om dan maar meteen De Literaire Sensatie van Europa weg te zetten als een kruimeldief/beginnende dichter gaat me wat ver. Misschien was je openingsvraag niet echt inspirerend? Hoe vaak heeft hij de afgelopen tijd niet moeten vertellen wanneer hij is begonnen met dichten?
En dan nog wel in 1 formulering vragen naar de kracht EN het gevaar van woorden….
Ben benieuwd of je, toen hij het niet interessant vond over zijn dichtvorm te praten, aan hem gevraagd hebt waar hij over wilde praten? Wat vindt Hassan interessant?
Het blijft een fijn vak hè, interviewen. Gelukkig pakt het vaak ook heel goed uit. 🙂
Beste Machteld,,
Het lag uiteraard aan de interviewer. Doe het ook pas 35 jaar. Bij mijn weten was je niet aanwezig. Vertaalster Lammie Post zat er met een rood hoofd bij. Die sensatie was bij binnenkomst reeds vijandig, hij heeft een hekel aan journalisten, zoals uit meedere gesprekken blijkt. Kennelijk ook aan vertalers. Iemand die blijft staan, met zonnebril op en je bij tijd en wijlen de rug toekeert en rochelt, mag nog zo\’n groot talent zijn, zie mijn toch wel positieve recensie, maar hoeft niet onbeschoft te worden. En betekent \’debuut\’ niet dat iemand beginnend is? Inbraken en tasjesroof beschouw ik als kruimelwerk. Na duizend plus interviews vond ik deze, mijn laatste, geen prettige afsluiting. END OF CHAT
Heilig ben ik niet. Wel blij met je bespiegeling. Hierbij de link naar Campert-interview:
http://www.vpro.nl/nooitmeerslapen/speel.program.43110648.html
Die link stond al in het stuk.