Lezendarisch: Karel ten Haaf – Slordig
De Rotterdamse schrijfster Anna Blaman (1905-1960) werd enkele jaren na haar dood herdacht door Cornelis Bastiaan Vaandrager in het gedicht ‘(I remember Anna)’ –‘ opgedragen aan Cees Buddingh’’ –, het tweede van zijn uit twaalf gedichten bestaande bijdrage (die hij publiceerde onder de overkoepelende titel ‘Made in Rotterdam’) aan ‘gard sivik 32 / november december 1963 / 7e jaargang no 2’. De titel van het gedicht is, aldus Martin Bril en Hans Sleutelaar in de ‘Aantekeningen’ in Vaandrager – Made in Rotterdam. verzamelde gedichten (De Bezige Bij, Amsterdam 2008), een
variatie op I remember Clifford, compositie van tenorist Benny Golson ter nagedachtenis van trompettist Clifford Brown, die op zijn vijfentwintigste omkwam bij een auto-ongeluk
[p. 430].
Of Anna Blaman blij zou zijn geweest met de manier waarop Vaandrager haar gedacht, valt te betwijfelen. De eerste twee strofen van het gedicht luiden namelijk als volgt:
De de Vliegerstraat is een straat
waar ik zelden of nooit iets te zoeken heb.
Ik rij er langs, dat is alles.
Ik rij er regelmatig langs, dat is een feit,
en altijd moet ik even denken
aan Johanna F. Vrugt
en het benedenhuis op nr 50 a.Ik ben er 1,
hooguit 2 keer geweest.
Het stierf er van de katten.
Ze lag altijd in bed
of op een divan onder de dekens.
Ze was altijd ontzettend hartelijk.
Ik vond haar ontzettend lelijk en ontzettend aardig.
Maar laten we eerlijk zijn:
schrijven kon ze niet.
[p. 15]
De publicatie van dit gedicht deed de zus van Anna Blaman in woede ontsteken, een woede die gigantisch en beklijvend was: tot aan haar dood heeft ze Vaandrager zoveel mogelijk proberen dwars te zitten. Menno Schenke noteert in Vaan. Het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager (De Bezige Bij, Amsterdam 2005):
de erven van Anna Blaman, in het bijzonder haar zuster, dragen Cor dit gedicht hun hele leven na. Vaandrager kreeg pas de Anna Blaman Prijs toen de zuster van de schrijfster was overleden.
[p. 237]
In Hollands Maandblad, jaargang 5 1963-1964, reageerde Alfred Kossmann op ‘(I remember Anna)’. Onder de titel ‘I remember Anna’ publiceerde hij een gedicht van twee pagina’s, dat begint met het citeren van de eerste twee (ook hierboven aangehaalde) strofes van Vaandrager. Kossmann vervolgt:
Toen ik dat las, Cornelis Bastiaan,
dacht ik: zo heette ze niet,
ze heette Johanna Petronella
en het stierf er niet van de katten,
er waren twee Siamezen.
[p. 19]
Waarna hij overgaat tot een beschrijving van haar door hem bezochte begrafenis en het ophalen van persoonlijke herinneringen aan Blaman. Het einde van Kossmanns gedicht is prachtig:
De eerste keer dat ik haar opzocht, het was een middag,
had ze een lange broek en een wijde trui aan,
net een man, en ze schonk grote bellen jenever.
Er klonk een stem van onder de trap die riep:
Anna mot je nog thee,
en zij deed de kamerdeur open en riep terug: Nee moe.Ze hield erg veel van haar moeder,
die had eens tegen haar gezegd:
Anna het is maar goed dat je bent zoals je bent,
als je een echte vrouw was geweest had je kinderen moeten krijgen
en daar ben je toch veel te zwak voor
en als je een echte man was geweest
had je brood voor een heel gezin moeten verdienen.Ze was nogal veranderd de laatste tijd,
ze verfde zich niet enkel oranje
zoals ze altijd al had gedaan
maar ze praatte veel over kleren en schoenen
en wat ze aan zou trekken op het Boekenbal.
Het werd zo erg dat iemand zei:
Ik weet het niet, Anna wordt zo vrouwelijk.Het is erg vervelend dat ze dood is,
ik had graag eens met haar willen praten
over wat ik de laatste tijd heb beleefd.
Ze was inderdaad ontzettend aardig.
Er leeft een zuster van haar die heeft net haar stem
maar ze is veel minder aardig.
[pp. 19-20]
De slordigheid in Vaandragers gedicht – ‘Johanna F. Vrugt’ in plaats van ‘Johanna P. Vrugt’ – wordt een echte fout, wanneer ook in de eerste herdruk van ‘(I remember Anna)’, op pagina 79 van de bundel Totale poëzie (De Bezige Bij, Amsterdam 1981), de letter F. blijft staan.
Pas bij derde publicatie, in Made in Rotterdam, de verzamelde gedichten van Vaandrager, wordt de tekst gecorrigeerd: op pagina 379 is sprake van ‘Johanna P. Vrugt’.
Maar is die correctie (na 45 jaar!) een werkelijke verbetering? Op het eerste gezicht wel natuurlijk, een slordigheid werd weggewerkt. Maar: dit gebeurde na de dood van de dichter, de correctie werd aangebracht door de samenstellers van de verzamelde gedichten en niet door (of in overleg met) Vaandrager, en had dus moeten worden vermeld in de ‘Aantekeningen’ – en dat is niet gebeurd. Dat de slordigheid stilzwijgend werd weggewerkt is een nieuwe slordigheid.
Karel ten Haaf