Ligurië – Schone handen

Commissaris Falco droomde over een moord. Niet gepleegd door iemand anders, maar door hemzelf. Er zat bloed aan zijn handen. Hij werd wakker terwijl hij met zijn handen over de lakens wreef. Het was een jongere vrouw. Hij bleef een tijdje op bed liggen en stond toen op om naar de wc te gaan. Tijdens het plassen keek hij naar zijn geslacht en het kwam hem voor dat hij een dodelijk wapen in handen hield.

Onder de douche staarde hij weer naar zijn onderlichaam. De meeste mensen dachten dat geweren gevaarlijk waren, messen, bommen, maar commissaris Falco wist dat het enige werkelijk gevaarlijke wapen het geslachtsdeel was.

Hij zeepte zich nog een keer in. Het leek Falco dat er praktisch geen verschil bestond tussen de misdadiger en degene die de misdadiger moest opsporen om hem voor het gerecht te slepen. Ja, de misdadiger deed wat anderen soms dachten, fantasie werd werkelijkheid bij hen, maar in gedachten was iedereen even misdadig. Er waren ook misdaden die helemaal niet op een misdaad leken, en die dus ook nooit zouden worden ontdekt, laat staan vervolgd.

Falco leidde het onderzoek naar een moord op een jonge prostituee uit La Spezia, Falco’s woonplaats. De moord was gepleegd in Portofino. Het lichaam was in zee geworpen. Hij was lang niet in Portofino geweest.

Haastig stapte hij zijn huis uit en kwam op de binnenplaats zijn oude overbuurvrouw tegen. ‘Signora,’ zei hij. ‘Vanmiddag eet ik buiten de deur, dus u hoeft voor mij echt geen eten klaar te maken.’

‘Als de mensen allemaal zoals u waren, signore Falco,’ zei de buurvrouw, ‘dan zouden er geen misdadigers op de wereld zijn. God zegene u.’

Falco lachte geforceerd, terwijl hij de deur naar de straat opende. ‘U denkt te goed over mij.’

‘U bent een heilige, signore Falco, ik hoop dat u er weer een te pakken krijgt vandaag. Misdadigers horen thuis achter slot en grendel.’

Ze zei nog meer, iets over dat zijn vrouw nooit een man zoals hij had moeten verlaten, maar Falco had de deur al achter zich dichtgedaan. Ze bedoelde het goed, maar ze legde steeds meer beslag op hem. Eigenlijk zou hij moeten verhuizen, zijn hele vroegere leven achter zich laten, maar hij wilde niet weg uit zijn woning. Was dit zijn toekomst? Om door een surrogaatmoeder te worden verzorgd?

Hij stapte een bar binnen, vlak bij waar zijn auto stond geparkeerd.

‘Dag, carissimo,’ zei Luisa.

‘Zijn er geen brioches meer?’ vroeg hij.

‘Ik kan toast voor je maken.’

Ze nam hem grondig in zich op. ‘Wat is er? Het lijkt wel of je een geest hebt gezien. Vind je me zo lelijk?’

Sinds zijn scheiding was het geflirt van Luisa erger geworden, maar Falco wilde niet naar een andere bar, hij hield niet van veranderingen in zijn dagelijks patroon.

‘Droom jij weleens, Luisa?’ vroeg Falco.

‘Hoe bedoel je?’ Ze begon de espresso klaar te maken. ‘Ja, natuurlijk.’

‘Waarover?’

Falco pakte een krant om de koppen te lezen. In het dagelijks leven ondervroeg hij nooit, alleen als hij zich in het nauw gedreven voelde.

Luisa zette de espresso op de bar. ‘Gewoon. Dingen, ik weet het niet, ik vergeet ze altijd weer.’

Falco dronk in één teug zijn espresso, legde de krant terug, en maakte aanstalten om weg te gaan, maar Luisa boog zich over de bar en vroeg: ‘Waarover droom jíj dan allemaal, Pietro?’

‘Ik droom nooit,’ zei hij, legde een euromuntstuk voor haar neer en liep de bar uit. Hij walgde van zichzelf.

In de auto zette hij de radio aan. Terwijl hij door de straten van La Spezia reed in de richting van de autostrada keek hij naar de mensen op straat en hij probeerde te zien wat hun misdaden waren. Soms meende hij met paranormale krachten te zijn begiftigd. Tijdens onderzoeken kreeg hij af en toe ingevingen die wel uit een andere sfeer moesten komen.

Op de autostrada aangekomen belde hij Gianna, zijn dochter. De telefoon ging een paar keer over en kwam op de voicemail. Gelukkig had ze geen naam ingesproken, dat zou hem pijn hebben gedaan, hij wilde haar levende stem aan de telefoon. Falco trok op en sloeg met zijn vuist op het stuur.

Bij de afslag Rapallo dwong hij zichzelf om na te denken over de zaak. Falco vertrouwde niet op zijn ratio, hij voer op intuïtie. Door zijn droom van vanochtend was hij ervan overtuigd dat hij in zijn eigen omgeving moest zoeken naar de dader. Dromen hadden hem vaker de sleutel tot de oplossing gegeven. Een collega vroeg hem een keer hoe hij het altijd voor elkaar kreeg, maar Falco had nooit over zijn paranormale ervaringen uitgewijd, alsof het niet meer zou werken als hij erover vertelde. Om degene in je omgeving te kunnen vinden, moest je soms een omweg maken. Hij stopte in een buitenwijk van Rapallo voor een kleine flat.

‘Derde verdieping,’ zei een meisjesstem door de intercom.

In de lift probeerde hij zich te concentreren, of te ontspannen beter gezegd.

Een jong meisje met een verveeld gezicht stond in de deuropening. Haar haren waren nat.

‘Commissaris Falco, ik kom voor Claudio.’

Ze liep weg en Claudio verscheen. ‘Goedemorgen, commissaris,’ zei hij vals glimlachend. Ook hij had net gedoucht.

Het kleine appartement rook naar shampoo.

‘Kan ik uw jas misschien aannemen?’

Falco haatte de slijmerigheid van Claudio.

‘Niet nodig,’ zei Falco.

‘Maak wat koffie voor ons,’ zei Claudio tegen het meisje.

Falco keek naar haar. Ze had de leeftijd van Gianna.

‘Wat kan ik voor u doen?’ vroeg Claudio. Hij gebaarde naar de bank. Falco nam plaats, Claudio ging op een stoel met een hoge goudgekleurde rugleuning zitten.

‘Ik wil de namen,’ zei Falco.

Claudio zuchtte. Zijn glimlach was aan het verdwijnen maar de restanten waren nog aanwezig, de glimlach kon elk moment terugkomen. ‘Luister, ik vind het vervelend wat er is gebeurd, maar nogmaals, ik heb geen behoefte om verder mee te werken aan het onderzoek. Ik heb alles verteld wat ik wist. Ik heb het druk. En ik heb ook al een paar keer duidelijk gemaakt dat het buiten werktijd is gebeurd.’

Falco zocht naar een klok in de kamer, maar er hing nergens een klok. Het moest bijna half twaalf zijn.

‘Daarom ben ik hier,’ zei Falco, ‘om het er nog een keertje over te hebben.’

Het meisje kwam de kamer binnen en zette koffie voor hen neer. Bijna zoals een serveerster in een bar. Misschien werkte ze in een bar.

Claudio stak een sigaret op en schoof de asbak naar zich toe. ‘U ook?’

Falco schudde zijn hoofd.

Claudio inhaleerde en leunde achterover. Daarop haalde Falco de envelop uit zijn binnenzak, legde die op de glazen tafel, en schoof hem in de richting van Claudio. ‘Laten we elkaars tijd niet verdoen,’ zei Falco. ‘Je kunt er zeker van zijn dan het meer is wat de anderen hebben aangeboden, dus voor de dag ermee.’

Claudio schrok, zag Falco, maar hij hernam zich direct. ‘Ik geloof niet dat ik weet waar u precies op doelt.’

Falco ging achterover zitten en keek de kamer rond. Voor een pooier had Claudio geen al te slechte smaak.

‘Heb jij een dochter?’ vroeg Falco.

Claudio lachte hard en toen hij uitgelachen was antwoordde hij: ‘Nee, maar mijn meisjes zijn als dochters voor me.’

‘Ik heb wél een dochter,’ zei Falco.

‘Fijn, en wat moet ik daarmee? Zoekt ze werk?’

Figlio di puttana, dat meisje had geen ouders meer, ze had niemand. Daarom moet ik ervoor zorgen dat die klootzak wordt gepakt. Kijk in de envelop.’

Met de sigaret in zijn mond pakte Claudio de envelop.

Hij hield zijn ogen dichtgeknepen vanwege de rook en telde de bankbiljetten.

‘Ik wil garantie dat ik beschermd word,’ zei hij zonder Falco aan te kijken.

‘Uiteraard,’ antwoordde Falco.

Na het bezoek reed Falco door naar Portofino. Het was een stralende dag. Hij parkeerde zijn auto en liep door het dorpje.

Hij lunchte uitgebreid bij restaurant Stella en ging de trappen omhoog in de richting van het uiterste puntje van het schiereiland, bij de vuurtoren. Falco had teveel wijn gedronken. Dat maakte niet uit, hij zou vrijwel geen mensen tegenkomen.

Hij kwam langs het weggetje dat naar beneden liep naar het strandje waar hij vroeger met zijn vrouw had gezwommen. Het geluid van de krekels, alles was nog hetzelfde. Bezweet kwam hij aan bij de vuurtoren en ging zitten bij het barretje.

‘Wilt u een kopje koffie?’ vroeg de bediende.

‘Limoncello graag,’ zei Falco.

Hij zette zijn zonnebril af om het blauw van de zee te zien en en belde Gianna.

Dit keer nam ze op.

‘Papa, waarom bel je?’

‘Alles goed met je? vroeg hij.

‘Alles goed, hoezo? Is er iets?’

De limoncello werd voor hem neergezet. ‘Ik wilde gewoon weten of alles goed met je ging, dat is alles.’

De dader was snel gevonden. Het ging om een hogere ambtenaar. Het meisje, met wie hij een relatie had gekregen, had gedreigd dat ze alles aan zijn vrouw zou vertellen. Hij had iemand ingehuurd om zelf schone handen te houden.

Johannes van der Sluis

Volgende week: Lazio