Kroniek: Aristide von Bienefeldt – Nazifles
Nazifles
Gisteren ontving ik een e-mail uit Melbourne. De afzender was een dertigjarige art-assistent die om een flesje had gevraagd, hij beloofde er ‘af en toe’ een foto van te maken, en die dan op Facebook te plaatsen. Het was niet de eerste e-mail die ik van hem ontving. ‘Twee weken geleden beloofde je een flesje te sturen,’ schrijft hij, ‘maar ik heb nog steeds niets ontvangen.’
Benjamin (zo heet hij niet echt) heeft gelijk. Ik heb hem inderdaad een flesje beloofd, en ik heb die belofte niet ingelost.
Er zijn intussen zo’n vijftien flesjes in omloop, sommige zie ik met enige regelmaat terug op Facebook, andere laten van zich horen via privé-berichtjes of e-mails. Alle flesjes die ik den vreemde instuurde zijn in leven, op één na: het flesje van Anna, het meisje dat bijna een jaar door Europa doolde op zoek naar een droom die een zeepbel bleek. Haar kloonflesje overleed in het bos van Charleville-Mezières, nadat het tijdens een onbewaakt ogenblik een kampvuurtje ingleed. Alleen de dop overleefde.
Sommige flesjes leken een meeslepende toekomst tegemoet te gaan, zoals het Johannesburgflesje dat ik naar een Franse journalist stuurde die hotels afreisde, waarover hij recensies schreef voor reismagazines. Hij beloofde me flessenfoto’s vanuit luxe oorden, misschien wel in gezelschap van beroemde actrices of presidentskandidaten. Het zou bij één foto blijven, gemaakt op een wat rommelig balkon dat eerder een townshipgevoel opwekte dan een vijfsterrengevoel.
Een ander flesje – het Leuvenflesje – beleefde een korte, maar spraakmakende carrière als erotisch accessoire. Zijn eigenaar, die ervan droomde met een flesje in zijn bronzen oog (Jean Genet-taal voor ‘anus’) rond te lopen, stuurde me fragmenten uit zijn ‘Dagboek der vruchteloze pogingen’. Op de dag dat hij de vruchteloosheid doorbrak ontving ik een sms met de woorden ‘Hora est’ en fotobewijs dat niets aan de verbeelding overliet.
Laatst vroeg een aspirant flesjesbezitter of er voorwaarden verbonden zijn aan toekomstig flesbezit. Hij dacht aan een gesprek, per e-mail of per telefoon, waarbij ik dan een aantal vragen zou stellen, waarna ik, al naar gelang mijn tevredenheid over zijn antwoorden, besliste of ik hem geschikt achtte voor de taak.
In theorie leek zo’n sollicitatiegesprek me wel wat, de eerste vragen borrelden al op: ‘Hoeveel rode stropdassen hangen er in uw stropdassenkast?’ of ‘Wat is uw standpunt ten opzichte van protheses en kunstnagels?’ of ‘Heeft u weleens van Dolly gehoord, het eerste gekloonde schaap ter wereld?’ En zo meer. Maar deep down wist ik natuurlijk dat ik geen enkele vraag zou stellen, of dat ik wat voor criteria dan ook zou aanleggen in verband met komende flestoekenningen.
Want inderdaad, je kunt ook andersoortige vragen bedenken, vragen van een heel wat minder nobele allure. Denk aan het uitsluiten van iemand die een God vereert in wiens schaduw je nog niet dood gevonden zou willen worden, of het weren van een Griek – resultaten uit het verleden die weinig goeds voor de toekomst voorspellen? – of flesjes voorbehouden aan besneden en/of besnorde mannen, gevoelsmensen die de afwas met de hand doen of roodharigen die niet van sporten houden waarin de letter ‘V’ voorkomt.
Geen enkele maatstaf is mijn credo, en dat is altijd zo geweest. Eenieder die om een flesje vraagt krijgt ook een flesje, en het staat hem vrij er mee te doen wat hij wil. Foto’s worden op prijs gesteld, hoe meer hoe beter zelfs, maar ook daartoe bestaat geen verplichting.
Ik had, voordat Benjamin van Melbourne mij om een flesje vroeg, bij hem niets bespeurd wat er op wees dat hij niet thuishoorde in mijn vriendenlijst, zijn posts verrieden geen verwijzingen naar opvattingen die ik als ‘fout’ of als ‘kantje boord’ inschatte. Zijn foto’s – geen onrustbarende hoeveelheid maar toch – blijken die verwijzingen wel te bevatten. Ik bekeek ze nadat hij zijn verzoek indiende.
Ik beweer niet dat Benjamin een neonazi is, maar hoe verantwoord is het om iemand een flesje te sturen die prullaria spaart met hakenkruizen erop gedrukt, denk asbakken, vaasjes, lepeltjes, ja, zelfs flessen en cakevormen? En ja, daar zit ik dan met mijn ‘gelijkheid, vrijheid en ik maak geen onderscheid’ principes volgens welke ik dat flesje gewoon naar Australië zou moeten sturen.
Iemand een idee hoe ik dit moet oplossen?
Aristide von Bienefeldt