Recensie: Christine Otten – Rafaël
Roman zonder scherpe randjes
Voor haar vorige roman Om adem te kunnen halen (2013) reisde Christine Otten (1961) terug naar haar geboorteplaats Deventer, naar het arbeidersmilieu van haar ouders. Op deze plek deed de schrijfster ontdekkingen over haar eigen jeugd en de moeizame relatie met haar vader. Het onderzoek wierp een nieuw licht op de vraag waarom zij haar afkomst wilde ontvluchten. In haar nieuwe boek Rafaël vinden we hetzelfde thema terug: de strijd van gewone mensen die hun huidige status proberen te ontstijgen.
Rafaël is het waargebeurde liefdesverhaal van een ongewoon stel, Nizar en Winny. Ze hebben elkaar op het Griekse eiland Kos ontmoet, waar Nizar bij het animatiebedrijf van zijn broer werkt. Winny, een oer-Hollandse kapster uit Brabant, probeert in het begin nog enige afstand tot de Tunesiër te bewaren, maar valt al snel voor zijn charmes. De twee trouwen en wanneer Winny in verwachting raakt, gaan ze bij Nizars ouders in Sousse wonen. Maar zodra de Jasmijnrevolutie uitbreekt, stuurt Nizar zijn zwangere vrouw terug naar Nederland. Zelf probeert hij per boot Lampedusa te bereiken, in de hoop een Europese verblijfsvergunning te verkrijgen. Na een helse overtocht komt hij in een opvangkamp voor illegale immigranten terecht. Ondanks de inspanningen van Winny, die met hun trouwpapieren naar het Italiaanse eiland afreist en media-aandacht voor haar man zoekt, krijgt Nizar geen toestemming om naar Nederland te reizen. Hij wordt naar Sicilië overgeplaatst. Daar weet hij met een groepje landgenoten te ontsnappen. Met gevaar voor eigen leven haast hij zich naar het Noorden van Europa, om op tijd bij de geboorte van zijn zoon Rafaël te zijn.
Met haar roman richt Otten zich op twee onderwerpen. Ten eerste gaat het over de liefde tussen een man en een vrouw, die er alles aan doen om bij elkaar te zijn. Nizar en Winny worden flink op de proef gesteld, wat ongekende krachten bij hen losmaakt. Niets of niemand houdt hen tegen. Dit gegeven kan in een eenvoudig, sentimenteel liefdesverhaal uitmonden, maar door de realistische en politieke context weet Otten het verhaal uit de romantische sfeer te houden. Nizar is niet alleen een moderne Romeo – een avontuurlijke held die zich door wilskracht en uithoudingsvermogen laat leiden – hij is ook een oplichter die toeristen berooft om aan eten te komen. Hij leeft aan de rand van de samenleving en voert daar een strijd met zijn eigen integriteit. Winny vecht op haar beurt tegen de beschermingsdrang van haar ouders, die haar het liefst thuishouden. Otten wil niet alleen twee gewone mensen in beeld brengen die boven zichzelf uitstijgen; ze probeert vooral de huidige vluchtelingenproblematiek terug te brengen tot menselijke proporties.
Twee keer ben ik in een gammel bootje de oceaan overgestoken om bij jullie te zijn, twee keer ben ik bijna verzopen, ben ik opgesloten geslagen geschopt gestolen en uitgescholden vuile vieze Arabische hond hoerenjong idioot, en uitgebuit en bijna gestikt achter in de laadbak van een truck, en ontsnapt uit het detentiekamp, tweeëndertig kilometer rende ik zonder te stoppen in de nacht naar jullie toe, en voordat ik jullie had, sliep ik met vrouwen die mijn moeder hadden kunnen zijn, bleke vrouwen en dikke vrouwen mooie vrouwen lelijke vrouwen, ik sloeg toeristen in elkaar om aan een paar centen te komen, moge Allah mij genadig zijn, maar bang was ik nooit nooit nooit was ik in al die jaren zo bang als nu, nu ik alles heb.
Het tweede onderwerp van dit boek is de politieke achtergrond. Volgens de schrijfster zorgen de mediabeelden van de gevangeniskampen op Lampedusa of de erbarmelijke overtochten op de Middellandse Zee voor een ‘ontmenselijking’ van de vluchteling. Otten liet tijdens interviews veelvuldig weten dat zij deze mensen een gezicht wil geven. Vanuit haar achtergrond als journaliste heeft zij zich grondig in de thematiek vastgebeten, onderzoek gedaan, mensen geïnterviewd en locaties bezocht. Haar zorgvuldige voorbereiding valt duidelijk aan het eindresultaat af te lezen: de roman speelt zich op verschillende plaatsen af (Neerpelt, Kos, Sousse, Eindhoven, Lampedusa, Trapani), het wordt vanuit meerdere perspectieven verteld en bevat een flink aantal journalistieke details. Otten schroomt niet te laten zien dat zij een vakkundig onderzoeker is, die een actueel probleem op de agenda wil zetten.
Maar de realiteit van bootvluchtelingen wringt nogal met de vorm van het boek. Otten benoemt het probleem vaak letterlijk, waardoor ze alle tegenstellingen in de schijnwerpers zet. In het veilige Neerpelt ‘glansden de geelgroene veertjes’ van een spotvogel ‘in het witte ochtendlicht’, maar in Trapani was het ‘alsof het kleurloze schrale ochtendlicht hen ieder moment kon verzwelgen’. Ze smeert de boel nogal dicht. Enerzijds haalt dat de spanning uit het verhaal (‘Ik wist dat het niet gemakkelijk zou worden’, ‘Ik had altijd een hekel aan buitenlanders’), anderzijds dreigt Otten regelmatig in boeketromanachtige clichés te vervallen (‘Maar die twee weken in de sneeuw was ik volmaakt gelukkig. En hij volgens mij ook’).
Anders gezegd: haar stijl legt een dikke laag suiker over het onderwerp. Waarom de schrijfster per se dit verhaal in een roman wilde gieten, wordt daardoor niet helemaal duidelijk. De wanhoop is nergens voelbaar, juist omdat het drama teveel wordt onderstreept (‘Soms verlangde hij ernaar weer op de vlucht te zijn, op de hielen te worden gezeten. Omdat hij dan tenminste voelde dat hij leefde en wist waarnaar hij onderweg was, wat hij zocht’). Bovendien was het happy end storend. De werkelijkheid van asielzoekers en illegale immigratie is veel schrijnender. Hier kun je als lezer niet omheen. Het fictieve karakter van een roman hoeft niet overeen te komen met de realiteit, maar je kunt de meedogenloze gevolgen van de huidige immigratieproblematiek niet verfraaien zonder ongeloofwaardig te worden. Otten gaat voorbij aan de complexiteit van haar onderwerp. Had zij in vorm en stijl een cynisch statement gemaakt, dan zou de roman veel sterker zijn. Door te kiezen voor een positieve afloop en een afgerond verhaal strijkt zij de scherpe randjes weer glad, en dat is jammer.
Daarnaast is het aandeel van Rafaël overbodig. Twee hoofdstukken openen met een monoloog van de baby, die vanuit zijn slaapkamer over zijn ouders praat. Hij mag dan wel de titeldrager zijn, maar de roman wordt hierdoor onnodig sentimenteel, alsof de lezer niet begrijpt met welke dilemma’s Nizar en Winny te maken krijgen (‘Papa zegt dat hij genoeg geld wil verdienen om op het dak een paar kamers te bouwen voor ons, voor later’). Was deze extra invalshoek echt nodig?
Het lijkt erop dat het documentaire-achtige karakter van het verhaal de roman in de weg staat. Een journalistiek verslag zou het verhaal van Nizar en Winny een stuk schrijnender maken, omdat ‘de werkelijkheid gek genoeg is’, zoals Otten ooit zelf heeft gezegd.
Justin Waerts
Christine Otten – Rafaël. Atlas Contact, Amsterdam, 224 blz. € 19,99.