Recensie: Jan Kuitenbrouwer – Eik bes leuk
U mag het zeggen
Als er iemand is die de wisselwerking tussen taal en samenleving fijn monitort en analyseert is dat de oprichter en directeur van de Taalkliniek Jan Kuitenbrouwer (1957). Zijn verzamelaar Eik bes leuk is net zo lucide en humoristisch, snedig zogezegd, als zijn megaseller Turbotaal (1987) over de ‘lingo’ van de jonge urbane professionelen, de hipsters van de jaren tachtig der vorige eeuw.
Een levende taal is natuurlijk in ontwikkeling, zo ook het Nederlands. De Van Dale wordt elke jaar met nieuwe woorden en begrippen aangevuld. Het zou ook wat zijn als we allen ineens als in een album van Asterix en Obelix slechts nog in Latijnse citaten zouden communiceren. Een weekje proberen? Ook dan zouden er oplossingen gevonden moeten worden voor apparaten die in de tijd van de oude Romeinen nog niet bestonden. De intermenselijke problematiek is van alle tijden, maar wordt steeds met andere (minder omfloerste) woorden geduid.
De verregaande digitalisering heeft geleid tot een sterke anglicering van onze taal. Foto’s en bestanden worden eerder ‘geshared’ dan gedeeld. Kijk maar eens, als u daar de moed voor kunt opbrengen, een avond naar de reclameblokken op tv. Een Engelse auteur op bezoek in Nederland verbaasde zich over het gemak waarmee hij een uitzending van een sportgala kon volgen. Geen wonder. ‘En de nominee’s voor de lifetime achievement award are…?’
‘Selfie’ is het woord van het afgelopen jaar geworden. Een zelfportret bijvoorbeeld gemaakt met de camera van de mobiele telefoon. Waarom niet ‘Zelfie’ of het door de heer Van Kooten geopperde Otofoto. Een prachtig palindroom op de koop toe.
De jeugd zorgde altijd al voor een kentering. Het afzetten tegen een vorige generatie is gezond en dat doe je door haardracht, kleding en taal drastisch te veranderen. Spotten met conventies hoort erbij. Ook met schouderlang haar, gekleed in een vest met franjes op een Puch rondgesjeesd, heer Kuitenbrouwer? Ooit was een woord als ‘mieters’ populair. Dat is nu, anders dan ironisch, niet meer met goed fatsoen te gebruiken, gelukkig zou je haast zeggen. Jaren was alles ‘bad’, ‘cool’ of ‘vet’. Twee bakvissen over een jongen uit de klas: ‘Zijn ouders zijn arm.’ ‘Ja, vet arm.’ Vetarm? Gratenpakhuizen? Wel een mooie contradictio in terminis (innerlijke tegenspraak).
Waar vroeger de straattaal de vernieuwing inleidde, denk bijvoorbeeld aan het Jiddisch op de markt, of later het Surinaams en vervolgens de rap, zijn nu de reclame- en mediamensen (mede)verantwoordelijk voor een verandering in het taalgebruik. Ongemerkt sluipen de verdraaiingen en de leenwoorden ook je eigen vocabulaire binnen. Als je niet constant waakzaam bent.
Een van de meest ergerlijke veranderingen die vooral bij personeel in de dienstensector waar is te nemen, is het gebruik van het woordje ‘mag’, daar waar ‘kunt’ of ‘wilt’ beter op z’n plaats zou zijn. Bij het inleveren van een kaduke (niet meer functionerende) telefoon, ooit nog weleens lulijzer genoemd, zei de baliemedewerkster: ‘Je mag eerst de bestanden opslaan, je mag de simkaart eruit halen, je mag het formulier invullen en je mag daarna hier tekenen.’ Het zou beleefd bedoeld zijn – kan me niet herinneren ooit geknikkerd te hebben met de jongedame, laten we voor eens en altijd een einde aan de u-en-jij-discussie maken door voortaan iedereen Joe te noemen. Ja, net als het Engelse You – maar heeft iets van een onaangename dwang in zich, erger dan ‘moeten’.
Men verleent toestemming voor iets wat vereist is. […] Mogen als eufemisme voor moeten. Moeten is taboe, moeten klinkt te autoritair, de tijd dat we dingen moesten is voorbij, we hebben zo gauw geen ander geschikt woord, dus we zeggen voortaan ‘mogen’, en dan begrijpen de mensen wel dat dat een modern, antiautoritair soort moeten is.
Net zo irritant: de verkoopster die in een winkel naar je wensen vraagt met de zin: ‘Jij mag het zeggen.’ Waarom niet: ‘Wie is er aan de beurt?’ of ‘Kan ik u helpen.’ Sommigen zullen het hopeloos ouderwets vinden. Een hoop gezeur. Dat krijg je ervan als je dagelijks met taal bezig wilt zijn. Wat kan het allemaal schelen? We leven in een cultuur waarin alles moet kunnen. Kuitenbrouwer houdt een lachspiegel voor, eenieder mag, in de ware betekenis van het woord, daarin kijken. Een mens mag best taalbewust zijn, maar het hoeft niet hoor. Maak van uw ergernis verwondering en u kunt net als Kuitenbrouwer veel lol beleven aan het observeren van het taalgebruik en inherent daaraan het soms o zo verbazende gedrag van de mens.
De rode draad in het boek zijn kulkletsradio-uitzendingen van ene Tanja Boljé en Tjerk van den Nachgtkaerschenmaeker. Doordat ze ietwat, ja, niet eens zoveel, gechargeerd zijn maken ze duidelijk hoe tenenkrommend de ‘formats’ van dergelijke programma’s geworden zijn. Als de juiste deskundige – een moeilijk te bereiken, maar uiterst lucratieve status – bezet is dan vragen we om het even welk Bekend Mensch. Die dan mooi een of ander Groot Dictee kan presenteren.
Het Groot Dictee Der Nederlandse Taal is de geïnstitutionaliseerde perpetuering van de miniconceptie dat het bij taal om spelen draait. Juist die obsessie leidt tot meer spelfouten. Foutloos spellen in het Nederlands is als het bouwen van een formule-1 wagen: heb je net aan de laatste specificaties voldaan, wordt de breedte van de spoiler of de dikte van de spoorstang alweer veranderd.
Geen wonder dat velen er de brui aan geven en hun eigen taal ontwikkelen. Kuitenbrouwer is niet alleen lollig in Eik bes leuk, maar geeft vooral voor de taalliefhebber pijnpunten, nu ja, heerlijk pijnlijk weer. Hij is een ware vriend van onze schone (mooie, dus) Nederlandse taal. Woorden en uitdrukkingen verouderen. Soms is dat maar goed ook, maar vaker is dat jammer. De goede, oude tijd van de nu fijn aanstekelijk geworden vermaning.
Het idioom van de interventie. Ooit was het rijk gesorteerd. ‘Ben jij een háártje betoeterd?’ ‘Zeg, jongeman, wil jij dat wel eens laten?!’ ‘Hoho, jongelui, dat gaat zomaar niet!’ ‘Hé! Jij daar! Doe je dat thuis ook?’ ‘Zeg, ben jij besodemieterd?’
Guus Bauer
Jan Kuitenbrouwer – Eik bes leuk. Thomas Rap, Amsterdam. 242 blz. € 12,90.