Recensie: Maarten ’t Hart – De huismeester
De grens tussen ‘gek’ en ‘niet gek’
De huismeester, de nieuwe verhalenbundel van Maarten ’t Hart, kan wellicht over een jaar of wat — als de auteur weer een reeks titels aan zijn opvallend omvangrijke oeuvre heeft toegevoegd — worden beschouwd als een keerpunt in ’t Harts ontwikkeling.
Daarvoor zijn ten minste drie redenen aan te geven: de nu gepubliceerde, nieuwe verhalen zijn hechter van constructie en verzorgder van stijl dan veel van de vroegere verhalen; het ‘huwelijksthema’, dat sinds de roman De droomkoningin steeds nadrukkelijker in het werk van ’t Hart aanwezig is, wordt voor het eerst in volle nuance uitgewerkt; en verder doet een nieuw thema zijn intrede: de geestelijke gestoordheid van mensen, of het nu om werkelijke psychische afwijkingen gaat of om het beeld dat anderen daarvan hebben. Over dat nieuwe onderwerp zal ’t Hart in de komende jaren stellig meer schrijven, denk ik: het gaat hem goed af, de verhalen over ‘gekte’ zijn de mooiste in deze bundel. Ik noem met name ‘Het Russische Concert’ en ‘De vogelbezorging’.
Deze verdieping en verbreding van thematiek neemt niet weg dat er in De huismeester veel van de ‘oude’ Maarten ’t Hart terug te vinden valt, en dat geldt zowel voor de inhoud van enkele verhalen — een handvol jeugdherinneringen — als voor de keuze van beelden en motieven. Het boek is chronologisch van opbouw (we volgen ’t Harts ontwikkeling van jongetje in Maassluis tot student in Leiden en later tot succesvol schrijver, wonend in Warmond) en vooral in de eerste vier verhalen bevinden we ons al snel op vertrouwd terrein: daar is de ‘eeuwige vlam’ van Pernis, daar zijn de uitbundige natuurbeschrijvingen en prille liefdes, daar is de verlegen makende inwijding in de seksualiteit. Behouden bleven ook de voortreffelijke dialogen: op de natuurlijkheid daarvan heeft ’t Hart altijd een bijzonder patent gehad.
In deze vertrouwde omgeving tekenen zich echter al meteen de contouren van iets nieuws af. Al in het eerste verhaal — ‘De aardbeving’ — gaat het over een onderwijzer die door iedereen lichtelijk geschift wordt gevonden. Dat hij, beladen met schuldgevoelens, wel eens normaler dan menigeen zou kunnen zijn, maakt ’t Hart subtiel duidelijk, en wat meer is: hij doet dat aan de hand van een explicietere symboliek dan ooit eerder. De vlam van Pernis, een tekst uit het boek Job, de seismograaf aan het Havenhoofd — het zijn geen toevallige onderdelen van een soepel leesbare anekdote, maar onmisbare elementen in de uitwerking van een idee. De grens tussen ‘gek’ en ‘niet gek’, en onze beoordeling daarvan, dat is waarover het al in ‘De aardbeving’ gaat.
Endegeest, de psychiatrische inrichting in Oegstgeest waarover ook Maarten Biesheuvel tal van verhalen schreef, duikt in het vijfde verhaal voor het eerst op: de hospita die aan de ziekte van Ménière lijdt — een oorziekte — belandt er na een zelfmoordpoging. De hoofdpersoon in ‘De vogelbezorging’ werkt als therapeut op Endegeest: hij kan niet voorkomen dat het timmeren van grafkistjes waarin de patiënten de dode vogels begraven die ze in het bos vinden een immense vlucht neemt. De ‘begrafenisscène’ — een stoet patiënten die ’s ochtends een dood vogeltje begraaft, met tranen in de ogen — is zonder meer ontroerend, en mede dat maakt van ‘De vogelbezorging’ één van ’t Harts mooiste verhalen.
De laatste drie verhalen van De huismeester staan wat los van de rest: ze gaan over het huwelijk, dat ‘subtiel uitgewerkt systeem om elkaar wederzijds te kwellen’. ’t Harts standpunt is bekend: ‘Huwelijk rijmt op gruwelijk’ luidt één van de titels — een citaat van F.B. Hotz. De tirades tegen het instituut van het huwelijk zijn er niet minder op geworden, het zijn ook niet de sterkste verhalen, maar er wordt bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt tussen een protestantse en een katholieke opvoeding en de consequenties daarvan. En dat is meer nuance dan in andere teksten over het huwelijk sinds die Droomkoningin.
Anton Brand
Maarten ’t Hart – De huismeester. De Arbeiderspers, Amsterdam, 204 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden, 1 november 1985.