Essay: Anton Brand – Klaus Mann in Nederland (6/7)
Amsterdam zag hij terug op 23 mei 1947. Op doorreis van New York naar Zwitserland bracht hij een nacht in het Amstel-hotel door. Landshoff, die in 1940 naar de Verenigde Staten was uitgeweken en in januari 1946 naar Amsterdam terugkeerde, haalde hem af van het vliegveld. Ze spraken lang met elkaar over de mogelijkheid van een nieuwe Duitse uitgeverij.
In juli keerde hij weer en de tweede helft van 1947 verbleef hij meestentijds in Amsterdam, in het Amstel-hotel of in Hotel Beethoven, en ook maakte hij enkele uitstapjes naar Zandvoort en Noordwijk. Hij werkte hard, onder andere aan een artikel over Nederland in de oorlog en aan de Gide-bewerking, speelde alweer met het idee een tijdschrift op te richten dat ditmaal Synthesis zou moeten heten, maar zijn verslaving eiste een steeds grotere tol. Nauwgezet noteerde hij in zijn dagboeken wat hij allemaal slikte en spoot. Op 18 april 1948 deed hij in het Victoria-hotel een halfslachtige poging zichzelf het leven te benemen; hij nam dertig phanodorm-tabletten en belandde in het Joods Hospitaal. Op 11 juli, in Californië, volgde een tweede poging: ‘Ich habe es wieder versucht…’ ‘De aanleiding, maar ook niet meer dan dat,’ schreef Golo Mann in zijn Erinnerungen, ‘was een vriend geweest die hem zonder bericht had laten wachten.’ Men mag zoiets niet doen, zei Klaus tegen Golo, wegens degenen die je nastaan niet. Maar beter dan wie ook doorgrondde Golo Mann zijn broer:
Hij zei het tegen beter weten in en ik geloofde hem dan ook niet. De daad die met geen woorden te beschrijven valt en die alle banden verbreekt, verbreekt ook de trouw, en passant. Daarom heb ik nooit begrepen waarom men zo blind kan zijn zelfmoordenaars hun daad te verwijten.
Golo Mann vervolgt, en het klinkt als een verzuchting:
[…] Waar mijn broer vervolgens heenging? Weer naar Europa? Naar Holland, waar zijn vriend Friedrich Landshoff weer een begin had gemaakt met de uitgeverij? Zijn brieven geven geen uitsluitsel daarover. Ik heb geen aantekeningen uit deze tijd, en we correspondeerden ook niet meer. En mijn geheugen kan al die vliegreizen heen en weer niet uit elkaar houden.
Het was Amsterdam. Landshoff haalde hem terug en gaf hem een half-time-aanstelling als lector bij het Bermann-Fischer/Querido-Verlag, zoals de uitgeverij nu heette. Vanaf augustus 1948 woonde Klaus Mann een paar maanden in de Paulus Potterstraat. De samenwerking werd echter spoedig beëindigd; in november verliet hij Amsterdam alweer om er alleen in maart 1949 nog enkele dagen terug te keren. Een nieuwe roman, The Last Day, wilde niet vorderen, en op 1 januari 1949 noteerde hij in zijn dagboek: ‘Ich wünsche nicht, dieses Jahr zu überleben.’ Zijn laatste essay, ‘Die Heimsuchung des europäischen Geistes’, opgenomen in het gedenkboek, toont de verwarring waaraan hij ten prooi was. Het bevat een pleidooi om de volkeren op te schrikken uit hun lethargie door een collectieve zelfmoord van intellectuelen – met Virginia Woolf, Ernst Toller, Stefan Zweig en (ten onrechte) Jan Masaryk als voorbeeld.
Na een derde zelfmoordpoging, op 7 april 1949 in Cagnes-sur-Mer, ‘…und es wieder versucht…’, nam hij zijn intrek in een hotel in Cannes, om ongestoord te werken. Daar ontving hij een sombere brief van Landshoff, die hem uitvoerig informeerde over geldzaken en over de moeilijkheden die hij ondervond om heruitgaven te bewerkstelligen. Het was nog altijd ‘Lieber Klaus Heinrich’, maar in de slotalinea moest Landshoff bekennen dat hij de werkelijkheid niet langer mooier voor kon en wilde doen dan het geval was. Hij worstelde voelbaar met zijn eigen teleurstelling over Klaus’ verval, en misschien voorzag hij wel diens naderende dood.
Begin mei volgde Klaus Mann een ontwenningskuur in de Clinique St. Luc in Nice. Na afloop keerde hij terug naar Cannes, naar het Pavillon Madrid. In de avond van 20 mei 1949 nam hij een overdosis slaaptabletten. Hij lag vierentwintig uur bewusteloos en stierf in de vroege avond van de 21e mei. Op een papiertje dat naast zijn bed werd gevonden, bericht Golo Mann, had hij, ‘al half stervende’, de namen geschreven van zijn moeder en van Erika.
Wie zijn leven wil behouden zal het verliezen. Maar ieder die zijn leven wil verliezen… die zal het vinden.
Zo staat het in het Engels op zijn grafsteen.
***
Dit is het zesde deel van een zevendelig essay over Klaus Mann in Nederland. Hier lees je deel een, twee, drie, vier, vijf en zeven.