Recensie: E.M Forster – Maurice
Liefde tussen vrienden
Na het geruchtmakende proces tegen Oscar Wilde in 1895 waarschuwde de journalist W.T. Stead voor een verrassende uittocht uit Eton en Harrow, Rugby en Winchester. Er was geen beginnen aan, zei Stead, al de schooljongens die zich wel eens schuldig hadden gemaakt aan het vergrijp waarvoor Wilde werd veroordeeld in de gevangenis te gooien. De opmerking is tekenend voor de situatie aan de Engelse public schools aan het eind van de vorige eeuw: de wereld waarin Edward Morgan Forster zijn studietijd doorbracht. Vanaf 1897 bezocht Forster King’s College te Cambridge. Later situeerde hij zijn roman Maurice in het milieu dat hij zo goed kende en dat hem in zo hoge mate had beïnvloed.
Toen Forster aan Maurice begon had hij al naam gemaakt met boeken als The Longest Journey (1907), A Room with a View (1908) en vooral Howards End (1910). In het bijzonder in The Longest Journey is homoseksualiteit als thema onderhuids aanwezig, maar eerst met Maurice deed Forster een poging er openlijk over te schrijven.
Teruggekeerd van een reis door India, bezocht hij in september 1913 de dichter Edward Carpenter, ‘die geloofde in Liefde tussen vrienden’. Het werd de directe aanleiding om aan Maurice te beginnen, niet in de laatste plaats omdat Carpenters vriend George Merrill hem op zeker moment aanraakte, ‘net boven de billen en op een zachte manier’. De gewaarwording was voor Forster ‘ongewoon, evenzeer psychisch als lichamelijk’. Hij besloot zichzelf niet langer afzijdig te houden en zich te conformeren aan Carpenters standpunt dat ook homoseksuele liefde moreel goed was.
Hij schreef in een roes, hetgeen ondanks alle latere wijzigingen in de tekst duidelijk uit de broeierige atmosfeer van het boek te proeven valt. Min of meer negatieve reacties van vrienden aan wie hij gedeelten liet lezen, brachten hem tijdelijk van zijn stuk, maar toch werkte hij door. In juli 1914 was Maurice af, ‘dedicated to a Happier Year’. Publiceren deed Forster het echter niet, hij begreep dat het happy end niet geaccepteerd zou worden. ‘Als het triest zou aflopen, met een jongen bungelend aan een strop zou alles in orde zijn…’ In enkele periodes van zijn leven — in 1919, 1932 en 1960 — werkte Forster opnieuw aan Maurice, maar hij hield het manuscript tot zijn dood in 1970 in portefeuille. Op het omslag van de uit 1960 daterende tekst schreef hij: ‘Publishable – but worth it?’
Het verhaal van Maurice is eenvoudig en rechtlijnig. Na een beschermde jeugd in een burgerlijk milieu vertrekt Maurice Hall naar Cambridge, waar hij in contact komt met Clive Durham; ze sluiten een platonische vriendschap. Daardoor wordt Maurice zich bewust van zijn homoseksualiteit. Nadat hij ten onrechte van College wordt gestuurd, blijft de band tussen de twee vrienden bestaan: ze ontmoeten elkaar iedere woensdagavond in Londen en bezoeken geregeld elkaars familie. Om te herstellen van een ziekte reist Clive naar Griekenland en daar vandaan — de inversie van het lot! — stuurt hij Maurice een brief met de woorden: ‘Tegen mijn wil ben ik normaal geworden. Ik kan er niets aan doen.’ Na zijn terugkeer trouwt hij met Anne Woods en Maurice vervalt in eenzaamheid en neerslachtigheid.
Hij roept de hulp in van dokter Barry, maar de arts weigert hem te helpen: ‘De slechtste dienst die ik je zou kunnen bewijzen, is er met je over te spreken.’ Ook andere ‘deskundigen’ laten Maurice in de steek. Bij een bezoek aan Clive en Anne op hun landgoed Penge ontmoet Maurice Clive’s tuinman, Alec Scudder. Langs een ladder klimt Alec ’s avonds Maurice’s slaapkamer binnen, maar nadien heeft Maurice spijt: de sociale afstand tussen hem en de tuinman is te groot. Alec chanteert Maurice. Na een ontmoeting in het British Museum slapen beide mannen wederom samen. Maurice geeft zijn baan als effectenmakelaar op en Alec ziet af van zijn voorgenomen emigratie naar Argentinië. Het is maar wat je een happy end noemt.
Ook na de invoering van de Sexual Offences Act in 1967, waardoor homoseksualiteit in Engeland niet langer strafbaar werd gesteld, publiceerde Forster Maurice niet. Het verscheen pas na zijn dood en leidde toen alom tot teleurstelling en magere kritieken: het verhaal was té gedateerd. Ikzelf heb zulke reacties altijd onterecht gevonden en iedere keer dat ik de roman las en herlas bijzonder genoten. Door de rechtstreekse verhaaltrant en Forsters schitterende relativeringen op momenten dat zijn helden wat overgevoelig dreigen te worden, is Maurice een veelzeggend werk, waarin diverse zaken die nauw met de homoseksualiteit samenhangen op een wezenlijke manier aan de orde worden gesteld.
Schuldgevoel en aanvaarding bijvoorbeeld. Vindt dokter Barry Maurice’s probleem maar klinkklare onzin, dan antwoordt Maurice: ‘Voor mij is het geen onzin, maar mijn leven.’ Tot een synthese wist Forster echter niet te komen: zijn hoofdpersonen plaatsen zich buiten de samenleving, zelf bleef hij er middenin staan, zijn persoonlijkste werk ongepubliceerd. In 1960 schreef Forster een nawoord bij de roman en daarin sloeg hij de spijker op zijn kop: ‘Wij hadden niet beseft dat wat het publiek werkelijk verfoeit in homoseksualiteit niet de zaak zelf is, maar het feit dat het erover moet nadenken.’ Zo is het.
E. M. Forster – Maurice. Vertaald door Theo Kars. Veen, Amsterdam, 268 blz.
Anton Brand
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 15 juli 1988.