Column: Guus Bauer – Solo II
Solo II
In het kolenhok in de fietsbox van de vijftigerjarenflat had ik een drumstel opgesteld, bestaande uit zeeptonnen, een met een oude autobinnenband overtrokken blik van zure bommen, een juchtleren koffer als basdrum en pannendeksels vastgemaakt aan de poot van een schemerlamp. Aan het einde van het brugklasjaar zou er een opvoering worden gehouden. ‘En van jou verwacht ik iets heel bijzonders,’ zei de klassenleraar. ‘Laat me maar snel weten wat je van plan bent te gaan doen.’
Dit was mijn kans! Zou ik het aandurven om op het podium een drumsolo te geven, waar papa, moeder en zus bij aanwezig waren en bovendien alle ouders uit de buurt én mijn klasgenoten? Met mijn dasje om mijn hoofd gebonden en mijn suède jack waarvan de franje wild tekeer zou gaan. Wat als bij een roffel een stok in een van de zeeptonnen beef steken of ik het vel op mijn zure bommentrom kapotsloeg? Dat was me al eerder gebeurd in het kolenhok. Zelfs zonder publiek schaamde ik me toen.
Misschien was het beter om de verfkwasten te gebruiken, maar dan klonk het allemaal zo zacht, bijna zachter dan op de distributieradio. Nee, ik zou er vol voor gaan, misschien kon ik in de tussentijd nog wat nieuwe onderdelen aan mijn drumstel toevoegen. Ik zou het schooljaar eindigen met een tsjing! Boem! Hatsikidee! En daarna hoorde ik met een laatste klap op mijn grootste trommel bij de populairste jongens van de klas en zouden ook de meisjes me anders bekijken. Waarschijnlijk werd ik wel gevraagd als drummer van de schoolband, ook al bestond die groep uit vijfde- en zesdejaars leerlingen.
O hoe wreed werd de fantasie verstoord van het jongmens dat zoveel wilde en nog zo weinig kon, al gaf hij dat laatste natuurlijk nog lang niet toe. Wie had mijn plan verklapt? De klassenleraar, de rector, een klasgenootje, een mijner familieleden, papa toch niet? Misschien had ik om de angst te verbloemen de tamtam iets te veel gebruikt. Zo zat ik een maand later in een door moeder en zus samen gebreid wit jasje, met het nummer Brandend zand mee te sambaballen. ‘Brandend zand, berooft je bijna van ’t verstand en dat alles komt door haar.’
Papa had beneden in het fietshok twee stokjes gevonden – mijn van twijgen gemaakt drumstokken! Rechte takken zijn zeldzaam, kan ik u zeggen – en ze dwars door twee blikjes Buisman koffieversterker gedreven. In de keuken nam hij wat ongekookte rijst, vulde de sambaballen in spe en plakte de blikjes dicht met leukoplast hechtpleisters. Papa, waarom heb je niet tegen moeder gezegd dat je niet mee wilde werken aan mijn afgang? Vlak voor mijn desastreuze podiumdebuut, het dieptepunt van de middag, had hij onze bandrecorder op de geluidsinstallatie aangesloten. Na het eerste couplet viel de verbinding weg zodat het publiek alleen een jongen op een keukenstoel zag zitten die met blikjes Buisman aan het schudden was. Koffie, koffie, lekker bakkie koffie.
Na de pauze was het ballet van de meisjes, iets dat ik natuurlijk graag had gezien, maar toen zat ik al in de fietsbox en ramde dwars door de zeeptonnen en de binnenband heen, zelfs met de zachte verfborstels. Gelukkig was het vrijwel meteen na de opvoering grote vakantie. Acht weken om eelt op de schaamte te kweken.
Guus Bauer