Recensie: Fieke Gosselaar – Tussen de anderen
Toch ook maar gewoon mensen
De Groningse Fieke Gosselaar (1982) werkt bij de rechtbank in Leeuwarden. In die omgeving zijn de verhalen ontstaan die opgenomen zijn in haar debuut Tussen de anderen. In het boek figureren personen die op zichzelf aangewezen zijn en eigenlijk buiten de samenleving vallen, soms zonder dat ze dat zelf weten. ‘Zelfkant’ wordt dat genoemd, maar vaak genoeg zijn er oplossingen te vinden als deze personages hun individualisme en koppigheid opzij zetten.
Zoals bij Bruno, die in meerdere verhalen terugkeert. Van straatschoffie en gelegenheidscrimineel (hij had zo kunnen figureren in Özcan Akyols debuutroman Eus want de antiheld in die roman is van hetzelfde kaliber) verwordt hij tot een zware jongen, terwijl hij met een zekere trots en jaloezie naar zijn broertje opkijkt die rechten gaat studeren en op het rechte pad blijft. Waar een wil is, is een weg, zou ik tegen Bruno zeggen, maar hij is helaas te vroeg afgeslagen.
Vaker nog kunnen de personages niets doen aan de situatie waarin ze beland zijn. Tine, uit het openingsverhaal, wordt mishandeld door haar man en zo tot het uiterste gedreven; Bella wordt getreiterd door buurvrouw Coby en andersom gebeurt het ook (een uitzending van De rijdende rechter is er niets bij); Wendy heeft een bijzondere en verontrustende band met haar buurman. Veel van Gosselaars personages worden gedreven door een gevoel van onmacht en onrust, maar tegelijkertijd maakt Gosselaar haar lezers er bewust van dat dat geen reden is om de daden van de personages altijd maar recht te praten. Daarbij vervalt ze echter niet in moraliserende preken, als was ze een rechter. Het is niet aan haar om te bepalen of een personage medelijden of straf verdient.
Sommige personages zijn zielig, zoals Tine, en andere roepen het over zichzelf af, zoals Martin die dreig-sms’jes en –mails stuurt naar Rochelle. Na een of twee andere verhalen duiken er weer een aantal pagina’s met de inhoud ervan op. Dat geeft een extra dimensie aan de compositie van de verhalen, omdat zo de spanningsboog strak blijft.
Bovendien keren sommige personages terug in andere verhalen. Ik noemde Bruno al, maar de naam van de Buurman valt ook vaker. Dat creëert eveneens een samenhang tussen de verhalen. Tegelijkertijd is het karakter van de verhalen niet homogeen, zodat Gosselaar in elk verhaal andere punten kan benadrukken en verschillende stijlen tentoon kan spreiden. Het verhaal Alex is opgebouwd als een monoloog, Bruno’s verhalen meer als schelmenverhaal en het afsluitende verhaal over Siebrand en een klein meisje krijgt al vlug het label ‘Lolita’ opgeplakt.
Met Gosselaars verhalen krijgt de zelfkant van de samenleving (een vaag begrip, als u het mij vraagt) smoel zonder dat er een eentonig en oppervlakkig beeld geschetst wordt. Zo’n personage kan een buurman of –vrouw van u of mij zijn. Dat benadrukt Gosselaar subtiel: zelfs de mensen die op zichzelf aangewezen zijn of ‘buiten de samenleving’ staan, zijn toch ook maar gewoon mensen.
Obe Alkema
Fieke Gosselaar – Tussen de anderen. Uitgeverij Ambo Anthos, Amsterdam. € 16,99.
Deze recensie heeft eerder in het Friesch Dagblad gestaan.