Recensie: Georges Simenon – Maigret in Holland
Chrétien Breukers (De Contrabas) en Mark Cloostermans (De Standaard) duiken onder. Meer bepaald in het oceaangelijke oeuvre van Georges Simenon, de man van vierhonderd boeken. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van Simenons overlijden lezen zij een selectie van 25 titels, zowel Maigret-mysteries als romans durs, zijn ‘serieuze’ romans. Twee Tzum-bloggers om Simenon op de hielen te zitten, de man die sneller schreef dan God kan lezen.
In 1929 was Simenon in Delfzijl, omdat hij met zijn schip de Ostrogoth uit Duitsland was gezet, waar hij in Bremen in een haven lag. Duitse agenten hadden aan boord een typemachine en allerlei aantekeningen gevonden, dus ze dachten met een Franse spion van doen te hebben. De verhouding tussen Duitsland en Frankrijk was in die jaren nog steeds niet bijgekomen van de Grote Oorlog en daarom wordt hij het land uitgezet. Waarheen te gaan? Het werd het Damsterdiep.
In Delfzijl had Simenon een visioen:
Ik zie mezelf weer terug op een zonnige ochtend in een café. Ik heb een paar glaasjes jenever gedronken en zo, een beetje slaperig, zie ik hoe de massieve, onverstoorbare gestalte van een heer zich begon af te tekenen die volgens mij een aanvaardbare commissaris zou kunnen zijn. Gedurende de rest van de dag voegde ik aan deze figuur een paar voorwerpen toe: een pijp, een bolhoed, een zware jas met een fluwelen kraag. En omdat er in mijn schuit een vochtige koude heerste, gaf ik hem voor zijn werkkamer een oude gietijzeren kachel.
Dit is de geboorte van de romanfiguur commissaris Maigret. Het is te zeggen: het is de versie van dit verhaal die Simenon zelf in de wereld heeft geholpen. Een mooi verhaal. Dat kon je aan hem wel overlaten. En een zintuiglijk verhaal, iets wat ook helemaal in de lijn van Simenon ligt. Er zijn weinig schrijvers die zo met hun zintuigen schrijven als hij dat deed, en in zijn werk ritselt het van de passages en personages die je meteen voor je ziet, die je ruikt, hoort, voelt en kunt proeven.
Maigret in Holland is wat er van Simenons verblijf is geworden. Het boek verscheen in 1931, het jaar waarin Maigret zijn debuut maakte en waarin maar liefst tien romans over hem werden uitgegeven. Simenon dacht namelijk niet in het klein, in geen enkel opzicht. Het is nu bijna niet meer voor te stellen, maar de tewaterlating van de commissaris als personage was in dat jaar een society-gebeurtenis van formaat. De enigszins bekende Belgische schrijver Simenon werd er in één klap een wereldster van.
Net als in Maigret en het lijk aan de kerkdeur is de commissaris in dit boek vooral een aanwezigheid, iemand die door het landschap loopt, eet en drinkt, wat vragen stelt en voor zich uit bromt, om uiteindelijk tot een waterdichte conclusie te komen. Zijn aanwezigheid in het Delfzijl van het einde van de jaren twintig blijft natuurlijk niet onopgemerkt. Een politieman uit het verre Parijs, overgekomen omdat een landgenoot van hem in een moordzaak is verwikkeld, valt nogal op in het zeer kleinsteedse en roddelzieke Delfzijl van die tijd.
Maigret is duidelijk geen Sherlock Holmes. Waar de Engelse, hyperintelligente speurder het vooral moet hebben van wat hij ziet en opmerkt, is zijn Franse collega meer iemand van de innerlijke beschouwing, iemand die in de kern van zijn wezen moet afdalen om de waarheid over zijn omgeving naar boven te halen. Maigret is de middeleeuwer, Holmes de wetenschapsfetisjist uit het einde van de negentiende eeuw. Een ander verschil: Maigret plooit zich, onder verzet, naar wat het systeem van hem verlangt, Holmes is strikt onafhankelijk.
Ondanks zijn wat suffe, logge voorkomen is Maigret geen watje. Dat is vooral te danken aan de precieze stijl van Simenon, die zijn zintuiglijkheid in bijna geëtst proza weet te vangen. Simenon dacht, beweerde hij zelf, altijd aan het grote lezerspubliek, en hij stemde zijn proza af op wat dat van hem verlangde. Geen lange zinnen, geen moeilijke woorden en geen gezeur waar de massa van zou kunnen opschrikken. Dit zelfgezochte harnas zou wel eens de redding kunnen zijn geweest van een wat zeurderige en oeverloze man. Lees er de latere boeken vol ‘overpeinzingen’ maar op na; Simenon was van alles, maar een zeurkous was hij ook.
Maigret in Holland is niet alleen een mooie (zij het met een Frans penseel aangezette) schets van het hoge Noorden zoals dat voor de Tweede Wereldoorlog ongeveer moet zijn geweest, het is ook (net als Maigret en het lijk aan de kerkdeur) een studie naar menselijk gedrag. Dat is de naturalist in Simenon. Émile Zola was in 1931 nog pas 29 jaar dood. Een groot aantal archetypen komt terug: de arrogante geleerde, de warmbloedige maar sukkelige versierder, de trouwe vrouw, de verleidelijke vrouw, de jaloerse vrouw, de mysterieuze man, en zo voort en zo verder, allen afgezet tegen een leger van burgerlijk-nietszeggenden.
De commissaris liet de vriendenclub in Maigret en het lijk aan de kerkdeur ongemoeid, nadat hij het raadsel had opgelost. Hier zet hij, ondanks de grote druk van de kleine gemeenschap, halsstarrig door en laat hij het recht ‘zegevieren’. Slachtoffer daarvan is de wat lelijke, jaloerse schoonzus van het slachtoffer, die hem heeft vermoord om een ingewikkeld samenspel van redenen — iets waar de commissaris begrip voor heeft. Of misschien is begrip het verkeerde woord: Maigret staat nooit aan een kant, hij kan zich hoe dan ook inleven in de beweegredenen van dader én slachtoffer. (Wat trouwens ook een overeenkomst is met Holmes.)
De flaptekst van de Nederlandse heruitgave uit 2003 vermeldt onder meer: ‘Niet zozeer tastbare bewijzen leiden Maigret bij het onderzoek dat hij ongevraagd instelt, als wel enige opzienbarende liefdesverhoudingen…’ Dat laatste is wat overdreven, typisch flaptekstenproza, maar in de kern klopt dit wel. Maigret is in beide policiers die ik nu heb besproken vooral bezig met het ontrafelen van verhoudingen. Wie staat in welk verband tot welke andere mensen? Dat maakt de boeken uitermate vaag, en tastend, iets wat zoals gezegd wordt rechtgetrokken door Simenons stijl.
De Nederlandse vertalingen zijn overigens niet heel goed. Het bijna transparante Frans dat de Belg schreef is omgezet in een sjoelbakvariant van het Nederlands. Gek genoeg werkt het verhaal toch. Dat doet me denken aan een opmerking van Harry Mulisch, die het oeuvre van Dostojewski leerde kennen via rammelende vertaling uit de jaren twintig, vertalingen waar het genie van de schrijver toch doorheen schemerde. Iets dergelijks is met de meeste Nederlandse vertalingen van Simenon aan de hand: je leest en merkt dat het goed is. Met al je zintuigen.
Chrétien Breukers
Georges Simenon – Maigret in Holland, vertaling Anneke van der Straaten, Atlas/Pandora, Amsterdam, 2003; originele titel Un Crime en Hollande, 1931