Column: L.H. Wiener – Inductief schrijven
Inductief schrijven
In zijn uit drie essays samengestelde bundeltje Kreten uit een urn, citeert de literair criticus Arjan Peters met instemming zijn leermeester Michaël Zeeman, die na de aanslag op de WTC-torens beweerde dat de wereld definitief veranderd was en dat schrijvers van toen af aan de handen uit de mouwen moesten steken en boeken moesten schrijven die ‘de maatschappij in kaart brengen’. In de woorden van Peters: ‘Schrijvers moeten ophouden navelstaarderige macramé-prutswerkjes te leveren, weg met het postmodernisme, het neoliberalisme en het cultuurrelativisme, weg met al die nivellering.’ Maatschappelijk engagement, daar gaat het om, de schrijver als cartograaf.
Maar dat de wereld nooit meer hetzelfde zou zijn viel met evenveel recht te zeggen na de moord op Jezus van Nazareth, de val van het Romeinse rijk, de stichting van Vaticaanstad, de geboorte van William Shakespeare en iets later die van J.S. Bach, de evolutietheorie van Darwin, de Franse Revolutie, de Russische Revolutie en de Eerste Wereldoorlog. Toch volgde er praktisch als vanzelf een Tweede Wereldoorlog en zodra de tot waanzin gedreven Islamitische terroristen over atoomwapens beschikken, dan gebruiken ze die gewis en breekt als vanzelf de Derde Wereldoorlog uit. De wereld is al zo vaak nooit meer hetzelfde geweest, dat hij daardoor altijd hetzelfde zal blijven: een door de mens als een kwaadaardig virus bezette planeet, stelselmatig vervuild, misbruikt, uit zijn baan gefokt en tot vernietiging gedoemd.
In mijn navel verzamelt zich bijna dagelijks wat pluis dat zich op die plaats vanuit mijn kleding nestelt en dat dan de volgende ochtend met het douchewater wordt weggespoeld.
‘De hele wereld kan vergaan, maar een dwangnageltje aan je pink is erger’, herinner ik me uit het werk van W.F. Hermans. Die uitspraak, die ook wel van mezelf kan zijn, lijkt het tegenovergestelde van maatschappelijk engagement te verwoorden.
Wat postmodernisme, neoliberalisme en cultuurrelativisme zijn weet ik niet en wil ik ook niet weten en evenmin weet ik wat een roman is, aangezien een adequate definitie van dit literaire genre niet valt te geven. Ik heb ooit gelezen dat de roman dood is, net als god, daarna heb ik gelezen dat de roman weer herrezen is en vitaal, en nu schijnt hij toch weer te kwakkelen. Arme roman. Gelukkig wordt geen van mijn boeken met die loze term aangeduid. En het laatste wat ik zou willen nastreven is het ‘in kaart brengen van de maatschappij’.
Als ik mijn ‘poetica’ zou moeten definiëren, dan zou ik de term ‘inductief schrijven’ willen hanteren, waarmee ik bedoel dat het met mijn navel wel pluis is, of iets minder melig, dat ik vanuit het kleine het grote wil laten zien, oftewel, dat ik op een onmachtige en sprakeloze vader een heel oeuvre kan bouwen.
L.H. Wiener