Recensie: Hendrik Groen – Pogingen iets van het leven te maken
Treurig en lachwekkend tegelijk
We hebben er een schrijvende debutant op leeftijd bij, naar het schijnt. Uitgeverij Meulenhoff bundelde de columns van ene Hendrik Groen (1929) die eerder op de literaire website Torpedo Magazine verschenen en die veel bekijks trokken en meestal aardige, lovende en nieuwsgierige reacties ontlokten. Pogingen iets van het leven te maken heet de roman, ja, de roman bestaande uit ‘geheime’ dagboekaantekeningen, het gehele jaar 2013 beslaand. ‘Geen zin is gelogen, maar niet elk woord is waar,’ zegt wensklokkenluider in het klein Groen zelf over zijn boek.
Zou dat een eerste aanwijzing kunnen zijn dat het hier om een experiment gaat van een bekend schrijver? Nee, bij hoog en bij laag beweert de uitgever dat het hier een debutant betreft, wel wil men kwijt dat het een pseudoniem is. Ach, zoals ‘Groen’ op dinsdag 17 december zegt, boeken met oudjes in de hoofdrol zijn helemaal in, zeker sinds het succes van De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween van Jonas Jonasson. Pogingen iets van het leven te maken is in elk geval een stuk minder kolderiek en dat spreekt voor Groen.
Oud is in. Tenminste er zijn films, boeken, documentaires en krantenartikelen over oude mensen te over. In ons dagelijks leven merken we niet veel van die extra aandacht, integendeel. Er is minder geld en minder zorg dan een paar jaar geleden.
Hoofdpersoon Groen is een van de jongste bewoners van een bejaardentehuis, sorry, verzorgingshuis in Amsterdam-Noord. Hij is scherp van geest en weet de mistoestanden met een ironische pen te beschrijven, zelfspot is hem daarbij niet vreemd. Het dagboek is bedoeld als antwoord op het eeuwige klagen, het zuchten en steunen, de halsstarrigheid, het vastgeroest zijn in vaak misselijkmakende gewoontes en het misplaatste ongeduld van de bejaarden. Maar dit tegengeluid heeft bij tijd en wijle zelf iets van een klaagzang, amusant en soms heerlijk vilein, zeker. Maar helemaal ‘echt’ komt het niet over. Voor authentiek werk aangaande het eindstation, denk je toch eerder aan De laatste kamer van Frans Pointl. (De tekening voorstellende Groen op het voorplat heeft wel iets weg van de beroepsmopperaar.)
Of Groen heeft alle schrijftrucjes van nature door, het zichzelf in de derde persoon enkelvoud toespreken bijvoorbeeld, of er schuilt toch iemand met ervaring achter. Op 10 december houdt hij zich bezig met verschillende boektitels voor het geval het dagboek uitgegeven zal worden. Is dat iets waar een beginnende dagboekschrijver zich druk over maakt?
Bij sommige passages denk je eerder aan een personeelslid van een verzorgingshuis die uit gramschap in de huid van een tegendraadse opa is gekropen om het een en ander eens fijntjes uit de doeken te doen. Het is waar dat directies en besturen als de dood zijn voor slechte berichtgeving over hun instelling in de media en dat ze ‘in het belang van diezelfde instelling’ doorgaans op bijna totalitaire wijze regeren, uiteraard gebruikmakend van de taal.
Er is een schrijven uitgegaan van de raad van bestuur aan alle bewoners over het ‘herrijken’ van de zorg in deze en andere instellingen. Zodra bestuurders dat woord gebruiken moet je op je tellen passen: herrijken is namelijk bezuinigen en reorganiseren.
Dat er veel mis is in dit soort instellingen mag gevoeglijk bekend zijn. Directies en besturen, en personeelsleden in hun kielzog, bedelven de oudjes met ge- en verboden. Op elk ongelukje volgt een nieuwe dwangmaatregel. Alsof ze niet helemaal goed snik meer zijn, waar in sommige gevallen helaas sprake van is. Maar voor die demente kneusjes is een gesloten afdeling gedacht, ook nauwelijks toegankelijk voor de ‘gewone’ bewoners, of je nu ooit met iemand bevriend was of niet.
Elke kamer heeft, van instellingswege op vier vaste plekken ophanghaakjes voor schilderijen en daar moet je het mee doen. Meneer Ellroy heeft geprobeerd zijn elandenkop aan een zo’n haakje op te hangen. Die stortte toen neer op zijn dressoir. Theeservies aan gruzelementen. Hij kreeg geen grotere haak, hoe hij ook smeekte, want hij is zeer gehecht aan zijn eland. ‘Als we daar aan gaan beginnen is het eind zoek,’ zei het hoofd gebouwenbeheer.
Inderdaad een veel gehoorde dooddoener. Groen is wel heel vooruitstrevend wanneer hij het geklaag over het korten op de pensioenen veroordeelt. De nieuwe generaties moeten langer werken en krijgen, gezien de explosieve groei van de 65plussers, nog een zware dobber aan de betalingen van de AOW-premies. Hier lijkt een jonger persoon aan het woord. Grappig: Mevrouw Blokker denkt dat de koopkrachtplaatjes in een nieuw Verkade-album moeten worden geplakt.
De mate van beschaving in een land is af te lezen aan de manier waarop het omgaat met zijn oude en zwakke bewoners. De domme en respectloze manier waarop in Nederland de zorg voor ouderen wordt afgebroken zorgt voor een vruchtbare bodem voor grijs populisme.
Valt Groen hier niet een weinig uit zijn rol? Maar een mens kan zich vergissen. In dat geval moet hij iemand zijn waar je graag kersen mee eet. Er is een zeskoppig tegendraads groepje ontstaan dat met bijzondere dagjes uit nog iets van het leven probeert te maken: de besloten vereniging Oud-maar-niet-dood (Omanido). Belangrijkste regel: er mag niet gezeurd worden. Maar dat zit wel goed, want de zes leden zijn stuk voor stuk no-nonsense types. Ze putten zich uit in het vinden van originele bestemmingen, steevast gelardeerd met lekkere hapjes en vooral de nodige drankjes.
Dat tegensputteren heeft iets ontroerends. Je niet op je kop laten zitten, ook niet door de aftakeling en de onvermijdelijke dood, fijn rebelleren tegen de directie en de ingeslapen medebewoners, die natuurlijk prompt met nijd reageren. Op dat moment is de roman méér dan echt. Een leven in een notendop. De levenshouding van Groen doet over het algemeen denken aan die van de hoofdpersoon in De laatkomer van Dimitri Verhulst. Wanneer Eefje, medelid van Omanido, in de buurt is, en dat is bijna dagelijks, ze wandelen samen en gaan bij elkaar op visite, loopt Hendrik nogal eens te schutteren. Hij is eigenlijk dol op haar, maar durft het niet te zeggen. En dan is het op een gegeven moment te laat. Spreek u uit, schreeuwt deze roman ons ook toe.
Pogingen iets van het leven te maken is een amusant boek, maar af en toe is de tekst toch ietwat te vrijblijvend. Dat kan ook liggen aan de gekozen dagboekvorm. Na lezing is één ding zeker: de gruwel van een verblijf in een instelling met sterk beperkende maatregelen en grotendeels onverteerbare medebewoners doet je spontaan een grote fan worden van de pil van Drion. Want hoe ver zal over pakweg een jaar of vijftien de afbraak van de verzorgingsstaat zijn gevorderd?
Hendrik Groen heeft de oplossing:
Als ik de jackpot win, koop ik een privébejaardenhuis voor mijzelf en mijn vrienden. Er zal geen directie, portier of raad van toezicht zijn. Geen human resource manager, accountant of hoofd huishoudelijke dienst. Geen regels, geen statuten, geen reglementen. Dat alles scheelt bakken geld en een hoop gezeur. Er is wel plaats voor gezond verstand, vriendelijk personeel en een goede kok op afroep, voor als we geen zin hebben om zelf te koken in onze mooie keuken. Een huis met ruime, lichte kamers waar je een poes of hond of kerstboom mag houden als je dat zo nodig wilt. Simpel toch eigenlijk. Blijf dromen, Hendrik.
Wij dromen graag met hem mee.
Guus Bauer
Pogingen iets van het leven te maken – Het geheime dagboek van Hendrik Groen, 83¼ jaar. Meulenhoff, Amsterdam. 328 blz. € 18,95.