Recensie: Georges Simenon – Maigret et son mort
Chrétien Breukers (De Contrabas) en Mark Cloostermans (De Standaard) duiken onder in het oceaangelijke oeuvre van Georges Simenon, de man van vierhonderd boeken. Naar aanleiding van de 25ste verjaardag van Simenons overlijden lezen zij een selectie van 25 titels, zowel Maigrets als romans durs, zijn ‘serieuze’ romans. Twee Tzum-bloggers om Simenon op de hielen te zitten.
Commissaris Maigret krijgt op het bureau telefoontjes van een man die beweert te worden achtervolgd door meerdere moordenaars. ‘Hop, nog een gek. Het is hun dagje’, denkt hij eerst. Maar de onbekende beweert dat Maigret zijn vrouw, Nine, kent. Maigret raakt geïntrigeerd, stuurt meerdere agenten achter de man, maar op diens vlucht van café naar café en van de ene naar de andere telefooncel is hij hen helaas steeds te vlug af. Totdat, aan het einde van de dag, zijn lijk wordt gevonden.
Messteken in de rug en een onherkenbaar gemaakt gezicht. Zijn zakken zijn leeg. De opgejaagde onbekende is een naamloos lijk geworden.
Het had hem [d.i. Maigret] doen denken aan een onderzeese ramp, waarvan de hele wereld getuige was geweest, van minuut tot minuut, via de radio. Op dat uur hoorde men nog de signalen van de mannen, opgesloten in hun kapotte duikboot op de bodem van de zee. Men stelde zich de reddingsschepen voor, die meters hoger kruisten. De signalen werden zeldzamer en zeldzamer. Dan plots, na vele uren, stilte.
De zaak stelt Maigret voor veel vragen. Als je een lijk achterlaat op de openbare weg, heb je doorgaans de bedoeling een waarschuwing uit te sturen: dit is wat er gebeurt, als… Maar waarom dan het lijk onherkenbaar maken? En vooral, wie ís de dode man? En Nine?
Maigret en zijn dode (Maigret et son mort) is, naar Simenon-normen, een klassieke politieroman. Er wordt geschaduwd en achtervolgd, er wordt op wacht gestaan, een valstrik gespannen, een illegale deal gesloten met andere misdadigers, een razzia uitgevoerd in een wijk vol illegale migranten, enzovoort. “Hard” speurwerk kortom, en misschien dat daarom de gaten in de plot meer opvallen dan anders. Simenon is altijd sterker in psychologische geloofwaardigheid dan in de geloofwaardigheid van de plot – een lichte beperking, die makkelijker te verdoezelen valt als de handeling beperkt blijft tot face to face-confrontaties met verdachten.
Drug
Simenon schreef Maigret et son mort in december 1947. Het boek verscheen het jaar daarop. De Maigret-productie draaide weer op volle toeren, zij het ietsje rustiger dan aan het begin van de jaren ’30: “slechts” twee à drie titels per jaar, in plaats van vier of vijf. Het publiek kreeg er niet genoeg van. Elke nieuwe Maigret ging tachtig- à negentigduizend keer over de toonbank.
(De romans durs moesten het met ietsje minder aandacht stellen – al is een verkoop van 36.000 exemplaren voor een ernstige roman nog steeds niets om je neus voor op te halen. Het getal 36.000 slaat overigens specifiek op de verkoop van La neige était sale, een roman dur waarover ik het volgende week zal hebben.)
De Spaanse schrijver Antonio Muñoz Molina heeft de boeken van Simenon eens vergeleken met drugs. Lees je er één, dan is de kans groot dat je er nog eentje meepikt. Simenons beslissing om nooit dikke boeken te schrijven, is daarbij van groot belang: een Maigret kan al eens tegenvallen, maar pijn doet dat niet, aangezien je er toch zó doorheen bent. Een Simenon never outstays his welcome.
Een andere “inperkende” beslissing van Simenon, was om geen moeilijke woorden te gebruiken. Zijn lezers mochten niet de noodzaak voelen naar een woordenboek te grijpen, of zich het hoofd breken over een beeldspraak. Het zou me niet verwonderen als er in de gemiddelde Maigret maar één opvallende beeldspraak te vinden is. Je leest er nooit overheen: het is alsof een bikkelharde zonnestraal door een wolkendek breekt.
Helemaal “beeldspraakloos” zijn de boeken dus niet. In Maigret et son mort werkt Simenon één metafoor juist consequent uit.
Onderzee
Maigret et son mort is lange tijd een spokenjacht. Waar is de man die om hulp smeekt? Niemand die het weet. Wat is de identiteit met het lijk met het verminkte gezicht? Niemand die het weet. En als Maigret dan toch, na bijna honderd bladzijden, de identiteit van zijn dode heeft vastgesteld, blijft de vraag: hoe kon zo’n doodgewone man verzeild raken in het harde misdaadmilieu? Hij wist te veel, zoveel is zeker – maar wat precies?
Het duurt nog eens vijftig bladzijden voordat we te weten komen welke misdaad de hele zaak op gang bracht. Samen met Maigret redeneert de lezer terug in de tijd. Ten slotte voert het spoor naar een verlaten café, eigendom van de vermoorde man, dat Maigret laat heropenen, met één van zijn agenten en diens vrouw als nieuwe zaakvoerders. De onverwachte heropening trekt de aandacht van één van de schuldigen. Stapje voor stapje komt Maigret dichterbij échte zware jongens – zo zeldzaam in de Maigret-romans – die er niet voor terugdeinzen op straat iemand neer te schieten.
Maar wie kan dat wat schelen? De beeldspraak van de onderzeeër keert terug, als Maigret en medewerker Lucas een aperitiefje nemen.
Ze hielden halt in de Brasserie Dauphine voor een aperitief en voelden weer die naïeve verbazing, zo gebruikelijk als ze helemaal ondergedompeld waren in een onderzoek, bij het zien van het leven dat gewoon doorging om hem heen, verbaasd dat de mensen zich bezighielden met hun bezigheidjes, dat ze zich amuseerden. Wat kon het hen schelen dat een Tsjech was afgemaakt op een voetpad van de Rue du Roi-de-Sicile? Een paar regels in de krant. Ooit, op een mooie dag, zouden ze te weten komen, op dezelfde manier, dat de moordenaar was gearresteerd.
Later, na een razzia die een hele wijk in rep en roer heeft gebracht, kijkt Maigret om zich heen: ‘Er was geen spoor meer van de razzia. Alle lichten waren uit. Iedereen sliep, behalve degene die waren meegenomen naar het Dépôt’. Elders beklimmen Maigret en enkele agenten een donkere trap, met ‘spookachtig’ effect. Weer elders wandelt Maigret op de tast door de ondergrondse gang die het gerechtsgebouw verbindt met de politieburelen, om zich heen tastend, op zoek naar een lichtschakelaar.
Ondoorlaatbaar
De Maigret-romans gaan meestal over mensen uit de middenklasse, tot en met de commissaris zelf. Echte onderwereldfiguren zijn zeldzaam. Maar dit boek gaat juist heel specifiek over de onderwereld: de gevaarlijke onderlaag van de maatschappij, zij die zich ophouden in spookachtige schemering. Simenons beeldspraak is consequent afgestemd op het onderwerp van zijn roman.
In één passage daalt Maigret af in een nóg diepere gang: het onderbewustzijn. In zijn slaap volgt hij een droomredenering en geeft hij een opdracht aan Mevrouw Maigret (die zo eventjes meewerkt aan het onderzoek).
Collega Breukers heeft me laatst op m’n donder gegeven, omdat ik (in het stuk over Les caves du Majestic) had gesuggereerd dat Simenon een bepaalde visie heeft op de samenleving. Simenon is een verteller, hij heeft geen afgelijnde maatschappijvisie, vond Breukers. En ja, ik wil best aannemen dat Simenon over die dingen niet al te diep nadacht. Dat deed hij over veel dingen niet. Ik analyseer mezelf niet, zei hij ooit in een interview, anders zou ik niet meer kunnen schrijven. Hij gaf voorrang aan het schrijven – en zo zal toch wel iets van zijn overtuigingen in de tekst terechtgekomen zijn. (Ik volhard, kortom, in de boosheid: die boekjes zúllen iets betekenen, willen of niet!)
De hele onderwereldmetafoor is veelzeggend. Kijk naar de befaamde tv-reeks The Wire: daarin wordt de Amerikaanse samenleving getekend als een groot spinnenweb. Eén gebroken draadje brengt het hele web aan het trillen. Ontwikkelingen in de haven kunnen een onderzoek van de politie beïnvloeden en vice versa. Alles is verbonden met alles. Niets van dit alles bij Simenon. De onderwereld is een “laag” onder het gewone leven en die twee lagen functioneren zo goed als los van elkaar. Denk aan het citaat over brasserie Dauphine, hierboven: de lagen hebben amper benul van elkaar. ‘Beschaafde mensen zijn bang van wilden’, staat er elders, ‘die herinneren hen aan vervlogen tijden, aan leven in wouden.’
Crossover van de ene naar de andere laag leidt tot geweld: ‘wilden’ uit de onderklasse die uithalen naar de gewone mensen, gewone mensen (zoals Maigrets onbekende dode) die de fout maken een stapje in het misdaadmilieu te zetten.
In feite is de maatschappij zoals Simenon ze beschrijft, op een haast middeleeuwse manier onbeweeglijk. Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje, en basta.
Er wordt wel eens betoogd dat kunstenaars per definitief progressief zijn. Dat conservatisme niet samengaat met creatie. Vierhonderd Simenon-titels suggereren het tegendeel. Simenon was bepaald geen linkse jongen; de “gestolde samenleving” in Maigret et son mort zet dat nog eens in de verf. Leg er Les caves du Majestic nog maar eens naast: daarin leidde een poging tot klimmen op de sociale ladder tot een drama. Is dan elk contact tot de verschillende lagen van de samenlevings-millefeuilles gedoemd te eindigen in moord en doodslag? En vond Simenon dat correct, comme il faut, of had hij toch een aanklacht in gedachten? We weten het niet. Simenon klaagt niet (behalve in zijn memoires).
John Banville schreef:
Unlike Joyce, who boasted of being nowhere to be found in his work yet is everywhere plain to see in it, Simenon really does manage to seem a disinterested observer, standing apart from the world he created, paring his fingernails.
Maigret kan zich een íets betrokkener houding permitteren. Aan het einde van de roman probeert hij een aantal personages weer op weg te helpen. Meteen is het alsof Simenon lont ruikt: er hangt een happy-end in de lucht. En dus schrijft hij: ‘Het was één van zijn barokke gedachten, uitdagend, een idee dat men betast in halfslaap of in een toestand van grote vermoeidheid, en waarvan men de volgende dag de dwaasheid inziet.’
Marc Cloostermans
Van Maigret et son mort verschijnt mei 2015 een nieuwe vertaling (van Marijke Scholts), in de reeks herdrukken van De Bezige Bij Voormalig Antwerpen. Antiquarisch is ook nog de oude vertaling van M. Koekoek te vinden. Ik las het boek in het Frans; de vertalingen in dit artikel hierboven zijn van mijn hand en dienen dus te worden genuttigd met een korrel zout.